1.4 alles duurder

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven
1 / 28
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 1 - Quizvraag

Wat voor soort inkomen wordt afgebeeld?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura

Slide 2 - Quizvraag

Als er inflatie is, wordt alles duurder
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgave
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor soort inkomen wordt afgebeeld?
A
Inkomen uit arbeid
B
Inkomen uit bezit
C
Overdrachtsinkomen
D
Inkomen uit natura

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld? (vakantie)
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 6 - Quizvraag

Robin spaart een jaar lang elke week €10.
bereken hoeveel Robin per maand spaart.
A
43,33
B
34,33
C
40
D
40,33

Slide 7 - Quizvraag

Je wil over een half jaar een hoverboard van 120 euro kopen. Hoeveel moet je elke maand reserveren?
A
120:12 = 12 euro
B
120:3 = 40 euro
C
120:6 = 24 euro
D
120:6 = 20 euro

Slide 8 - Quizvraag

Inflatie wordt gemeten door het ...
A
CBS
B
CPI
C
UWV
D
RLS

Slide 9 - Quizvraag

Welk marketinginstrument is hier van toepassing?
Je hebt een kledingzaak en gaat naast kleding voor dames ook kinderkleding verkopen
A
plaatsbeleid
B
promotiebeleid
C
doelgroep
D
productbeleid

Slide 10 - Quizvraag

De formule om een verandering in % te berekenen is...
A
(Nieuw - oud) : oud x 100
B
(Oud - Nieuw) : nieuw x 100
C
Wat : waarvan x 100
D
Nieuw - oud x nieuw : 100 =

Slide 11 - Quizvraag

Rond af:
€ 15,54521
A
€ 15,50
B
€ 15,54
C
€15,55
D
€ 15,5

Slide 12 - Quizvraag

35% van € 1532 is....
A
€ 545,70
B
€ 537,60
C
€ 521,21
D
€ 611,12

Slide 13 - Quizvraag

dit is een voorbeeld van...
A
ideële reclame
B
Commerciële reclame
C
merkreclame
D
informatieve reclame

Slide 14 - Quizvraag

Je ontvangt € 15 zakgeld en verdient met je baantje € 60 per maand. Welk soort inkomen heb je NIET
A
overdrachtsinkomen
B
inkomen uit arbeid
C
vaste lasten
D
inkomen uit vermogen

Slide 15 - Quizvraag

Je gaat naar je eigen vaste kapper. Dat kost € 21. Dit is een ...
A
vaste last
B
incidentele uitgave
C
dagelijkse uitgave
D
reservering

Slide 16 - Quizvraag

over drie kwartalen wil je een nieuwe laptop kopen. De laptop kost € 1200. Je hebt al € 300 gespaard. hoeveel per maand moet je reserveren?
A
€ 900
B
€ 100
C
€ 300
D
€ 150

Slide 17 - Quizvraag





2018 is het basisjaar. Wat is het indexcijfer in 2018?
A
100
B
112,1
C
109
D
112

Slide 18 - Quizvraag





2018 is het basisjaar. Wat is het indexcijfer in 2019?
A
100
B
103,1
C
110
D
112

Slide 19 - Quizvraag





Welk getal moet op de plek D?
A
€ 34.827
B
103,1
C
€ 35.872
D
€ 33.219

Slide 20 - Quizvraag

De inflatie is 2,4%. Je inkomen neemt toe met 3%. Je koopkracht verandert...
A
+5,4%
B
-0,6%
C
+0,6%
D
3%

Slide 21 - Quizvraag

je koopkracht daalt 1% terwijl je loon 2,1% is gestegen. Wat was de inflatie?
A
3,1%
B
1,1%
C
-1,1%
D
2,1%

Slide 22 - Quizvraag

Je hebt een moestuin waarin je zelf groente kweekt. Dat noem je...
A
inkomen in natura
B
zelfvoorziening
C
consumeren
D
budgetteren

Slide 23 - Quizvraag

Een tafel is een schaars goed
A
juist
B
onjuist
C
D

Slide 24 - Quizvraag

De DOELGROEP van nike is iedereen, want iedereen mag nikes kopen
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Je antwoord op een rekenvraag is:
€ 24,3
A
Je krijgt geen punten zo
B
prima

Slide 26 - Quizvraag

Je moet uitleggen waarom dit ideële reclame is.
Je zegt: 'het is ideële reclame want het gaat over een idee dat mensen hebben'
Goed / fout?
A
Prima uitgelegd
B
Geen punten

Slide 27 - Quizvraag

Je moet uitleggen waarom dit ideële reclame is.
Je zegt: 'het is ideële reclame. Bij ideële reclame gaat het erom dat het doel is om het gedrag van mensen te beïnvloeden.
A
Prima uitgelegd
B
Geen punten

Slide 28 - Quizvraag