Herhaling H2 en H3 foutieve samentrekkingen en foutieve verwijzingen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Nederlands 3 havo
Herhaling H2 en H3 foutieve samentrekkingen en foutieve verwijzingen
Slide 1 - Tekstslide
Theorie H2 Formuleren
Samentrekking:
als in een samengestelde zin - een zin met meerdere pv's - dezelfde woorden twee keer voorkomen, kun je die woorden meestal de tweede keer weglaten.
Slide 2 - Tekstslide
Theorie
Voorwaarden voor weglaten
De woorden moeten
1. Dezelfde grammaticale functie hebben (ow, lvw, mvw. vw, enz.)
2. Dezelfde betekenis hebben
3. Hetzelfde getal hebben (enkelvoud/meervoud)
Slide 3 - Tekstslide
Deze film kreeg een internationale prijs en heb ik vandaag in de bioscoop gezien.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal
Slide 4 - Quizvraag
Wij bieden u een baan aan en hopen u volgende week te zien.
De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal
Slide 5 - Quizvraag
De conciërge zet de kratten frisdrank in het magazijn en daarna de vaatwasser uit.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal
Slide 6 - Quizvraag
Liesbeth is keepster en veel te vinden op het trainingsveld.
De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.
Wij bieden u een baan aan en hopen u volgende week te zien.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal
Slide 7 - Quizvraag
Mijn neven en nichten krijgen wel tien cadeautjes met kerst, maar ik slechts eentje.
De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal
Slide 8 - Quizvraag
Veel sporters vonden het benauwd in de sporthal en wilden enkele deuren openzetten.
De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal
Slide 9 - Quizvraag
De ouders worden ingelicht over de werkweek en de docent over de begeleiding.
De juf wordt toegezongen door alle leerlingen en de lokalen versierd.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal
Slide 10 - Quizvraag
Deze literaire thriller is spannender dan de detectives.
A
de samentrekking is goed
B
het is niet dezelfde functie
C
het is niet dezelfde betekenis
D
het is niet hetzelfde getal
Slide 11 - Quizvraag
Theorie H3 Formuleren
Fouten met verwijswoorden
1. Onjuist verwijzen
Je gebruikt het verkeerde verwijswoord om naar een ander woord (of een woordgroep) in de zin te verwijzen --> het antecedent
2. Onduidelijk verwijzen
Het gebruikte verwijswoord kan naar meerdere woorden of woordgroepen in de zin verwijzen of het verwijswoord verwijst naar iets wat niet in de tekst staat.
Slide 12 - Tekstslide
Foutieve verwijswoorden
De-woorden: die en deze
Het-woorden: dit en dat
Hen: als het verwijswoord lv is, na een vz
Hun: als het verwijswoord mv is en er geen vz voor staat
hun = nooit ow
Slide 13 - Tekstslide
Foutieve verwijswoorden
dat: het-woord
wat: overtreffende trap, onbepaald voornaamwoord, hele zin of een deel van een zin
aan wie: personen
waaraan: zaken + dingen
Slide 14 - Tekstslide
Onduidelijk verwijzen
- Soms wijst een verwijswoord terug naar iets wat niet in de tekst staat. De zin is dan incorrect.
- Soms ontstaat onduidelijkheid doordat er meer dan één antecedent mogelijk is.
Er is een groot tekort aan donororganen, terwijl iedereen het kan doen.
Slide 15 - Tekstslide
Kies het juiste verwijswoord. Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn
Slide 16 - Quizvraag
Kies het juiste verwijswoord. De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn
Slide 17 - Quizvraag
Goed of fout? Leg uit. De mentoren overhandigden hun aan het eind van het jaar de rapporten.
Slide 18 - Open vraag
Vul in: 'dat' of 'wat'. Gisteren zijn er in de mist diverse ongelukken gebeurd, … veel blikschade opleverde.