Cap 4 les 1

Cap 4 - clase 1
¡Sano como una manzana!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Cap 4 - clase 1
¡Sano como una manzana!

Slide 1 - Tekstslide

Al final de la clase:
  • Weet je meer over Cuba.
  • Ken je woorden die te maken hebben met gezondheid.
  • Ken je de namen van een aantal lichaamsdelen in het Spaans.
  • Heb je de pretérito indefinido en de pronombres
    herhaald

Slide 2 - Tekstslide

¿Crees que es sano...

  1.  comer un kilo de chocolate
  2. comer fruta y verdura
  3.  fumar
  4.  ir en bici al instituto
  5.  jugar con la playstation todo el día
  6.  hacer ejercicios
  7.  ver la televisión 4 horas al día
  8.  llevar pantalones cortos y chanclas en invierno ?

Slide 3 - Tekstslide

clasifica de más saludable a menos saludable
  1.  comer un kilo de chocolate
  2. comer fruta y verdura
  3.  fumar
  4.  ir en bici al instituto
  5.  jugar con la playstation todo el día
  6.  hacer ejercicios
  7.  ver la televisión 4 horas al día
  8.  llevar pantalones cortos y chanclas en invierno ?

Slide 4 - Tekstslide

Paso Adelante
Contenido del Capítulo 4: 

Vocabulario: delen van het lichaam, woorden te maken met ziek zijn, ziekenhuis, enz. 

Gram.: Pronombres personales del complemento indirecto=meew.voorw. + bijbehorende ww. 

Frases clave: vertellen en vragen hoe je je voelt

Gram.: Pretérito Indefinido (o.v.t.) + enkele onregelmatige ww.   

Frases clave: vragen en vertellen over bezoek/onderzoek in ziekenhuis  

Slide 5 - Tekstslide

¿Cómo se dice 'gezond' en español?
A
salvo
B
saludablemente
C
sano
D
salud

Slide 6 - Quizvraag

¿Cómo se dice 'beter worden' en español?
A
mayorarse
B
menorarse
C
majorarse
D
mejorarse

Slide 7 - Quizvraag

¿Cómo se dice 'rug-been-arm-hoofd' en español?
A
espaldas-pie-brazo-cabeza
B
espaldas-pierna-brazo-cabeza
C
cuello-pierna-brazo-cabeza
D
cuello-vientre-abrazo-cabeza

Slide 8 - Quizvraag

¿Cómo se dice 'estar enfermo' en holandés?
A
ziek zijn
B
boos zijn
C
geïnteresseerd zijn
D
gezond zijn

Slide 9 - Quizvraag

¿Cómo se dice 'ik ben ziek' entonces?

Slide 10 - Open vraag

sentirse
el dolor
la fiebre
¡que te mejores!
el cuerpo
la pierna
el médico
faltar
zich voelen
de pijn
de koorts
beterschap
het lichaam
het been
de arts
missen/ontbreken

Slide 11 - Sleepvraag

¿Qué saben de CUBA?

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

¿Quién es él?
¿Por qué es importante?

Zoek op en schrijf in je schrift

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

¿Quién es él?
¿Por qué es importante?
¿Quién es él?
¿Por qué es importante?

Zoek op en schrijf in je schrift

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

¿Quién es él?
timer
0:30

Slide 19 - Open vraag

¿Qué es el Pretérito Indefinido?
A
o.v.t. (ik sprak)
B
v.t.t. (ik heb gesproken)
C
v.v.t. (ik had gesproken)
D
t.t. (ik zal spreken)

Slide 20 - Quizvraag

Pon en Indefinido:
1. hablar - nosotros
2. sufrir - él/ella
3. comer - vosotros
4. deber - ell@s/ustedes
5. mandar - yo
6. estudiar - tú

Slide 21 - Open vraag

¿Cuáles son los pronombres
personales que van con 'gustar'?

Slide 22 - Open vraag

ejercicios
haz los ejercicios 1 t/m 5
del capítulo  4

=> en tu cuaderno

Slide 23 - Tekstslide

¿Qué han aprendido hoy?
Tips/tops?
timer
0:30

Slide 24 - Open vraag