2.4 Schrijven en formuleren les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

2.4 Schrijven en formuleren 2

Lesdoelen

- Je hebt je leestaak afgerond.

- Je weet hoe je citeert.

Start les. 

Stillezen in je boek voor de tweede boekopdracht.

Nakijken huiswerk

H2.4 4,5 en 7

Huiswerkcontrole

en

samen de opdrachten bespreken

Extra uitleg aanhalingstekens

Je gebruikt aanhalingstekens bij:

de directe rede (citeren)

• voorbeeld: 'Ik ga naar school', zei Esther.

                                Esther zei: 'Ik ga naar school.'

titels van een boek of film

• voorbeeld: 'Heb jij 'Starwars' als gezien?', vroeg Jan.

Let op: het laatste voorbeeld is ook een directe rede, dus daarvoor staan ook aanhalingstekens.

Johan zei: ' Ik heb heel erg honger’.

1. Goed
2. Fout

Piet vertelde tegen mij ’dat hij dit niet leuk vond’.

1. Juist
2. Onjuist

‘Ik vind dit helemaal niet leuk’, zei een jongen tegen mij.

1. Juist
2. Onjuist

‘Er wordt hard aan gewerkt’, zei de burgemeester.

1. Juist
2. Onjuist

‘De bouwvakkers zijn hard aan het werk’

1. Juist
2. Onjuist

‘Wat leuk dat je er bent!’, zegt Piet.

1. Juist
2. Onjuist

‘Mijn lievelingseten is pizza’, zegt papa.

1. Juist
2. Onjuist

Deze keer doen we wat ik wil, zei mijn broertje

1. Juist
2. Onjuist

Schrijf onderstaande regel foutloos:
merel wil jij vanavond op sam passen als wij naar de familie van vliet gaan vroeg vader

Schrijf onderstaande zin foutloos:
in haar boek hoe overleef ik de brugklas geeft francine oomen veel goede tips.

Schrijf onderstaande zin foutloos
de laatste woorden van de romeinse keizer nero waren een groot kunstenaar gaat met mij heen.

Schrijf onderstaande zin foutloos:
vaak stellen we dingen uit, omdat we denken dit kan wel wachten tot morgen

Huiswerk

H2.4 Opdracht 8 en 9