Les 2

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 1,2

Periode 3 Les 1 Einkaufen

Was machen wir heute?

1. Huiswerk in agenda zetten en plannen

2. Hausaufgaben kontrollieren

3. Wanneer welke proefwerken?

4. Lesen

5. Wörter

6. Neue Grammatik

7. Hausaufgaben

 

 

Pak je EF agenda

Hausaufgaben les 2 (volgende week):

(Af)maken de opdrachten van les 2:

2.1 , 2.2,  2.3

Leren Wörterliste B Du - Ne & Ne - Du & het werkwoord Sein 

Overhoring volgende week in de les 

70% goed dan verdien je een sticker. Heb je 5 stickers dan krijg je iets lekkers

Noteer het in je agenda, wat in de les af is kun je alvast doorstrepen.

 

Prüfungen P3

Periode 3

Week 14 Kijk en luistertoets

Week 15/16  Proefwerkweek

Pak je Arbeits/Textbuch er bij dan lopen we die even door. 

2.1 Lesen

Text-, Arbeitsbuch Seite 10

Hoe pakken we een leestekst aan?

Stap 1: lees de titel, kijk naar het plaatje. 

Wat betekent de titel, weet je dit niet dan zoek je het op!

Stap 2 lees de vraag en de antwoorden. 

Stap 3, nu ga je pas de tekst lezen of de alinea waar de vraag over gaat.

2.1 Lesen Antworten

Titel: Coca cola reclame onthult de waarheid.

1. C

2. B

2.2 Wörter

Text-, Arbeitsbuch Seite 11

Aufgabe 1

Gebruik Wörterliste B in je Grammatikbuch Seite 4/5

Vertaal de woorden boven de opdracht en kijk daarna in welke zin ze passen.

Aufgabe 2. Bul de juiste kleur in, gebruik hiervoor Wörterliste C Seite 5 in je Grammatikbuch. 

10 minuten, daarna kijken we de opdracht na

 

2.2 Wörter Antworten

Aufgabe 2

1. blau                          6. rosa

2. braune                    7. rot

3. gelbe                      8. weiße

4. grün                       9. graue

5 schwarz                 10. lila

2.3 können& müssen

können en müssen zijn modale werkwoorden (modalverben) dit zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen

jij kunt zwemmen heeft een andere betekenis dan 

jij zwemt

2.3 können& müssen

Er zijn 2 opdrachten, 1 met het werkwoord können, die staat in je module en 1 met het werkwoord müssen, die krijg je van mij, bewaar deze wel in je module. 

2.3 können& müssen

antworten

2.4 Hören  

Je gaat luisteren naar een tekstje over een supermarkt

Kruis het juiste antwoord aan in je Arbeitsbuch op Seite 13/14

Let op de opdracht loopt door, je hoort de opdracht 2x

im Supermarkt

2.4 Hören  

2.5 Aussprache

ümlaut

Er zijn maar 3 klinkers waar in het Duits een umlaut (klankverandering) op kan komen.

Het zijn de klinkers die in het woord

äütö 

voorkomen

ä = e  Mädchen

ü = uu  überrachung

ö - eu schön 

1.5 Aussprache

ümlaut

Luister mee naar de tekst die voorgelezen wordt. Schrijf onder de zinnen op hoe de woorden uitgesproken worden. 

Bijv. wo finde ich die Äpfel

wo finde ieg die epfel

Daarna ga je met je buurman of buurvrouw de zinnen oefenen.