Week 10: 4.5 en 4.6

Week 10: 4.5 en 4.6
Deze week leer je bij 4.5 Woorden wat er wordt bedoeld met een omschrijving en een begrip. Eerst maak je een deel van de opdrachten en daarna Test Jezelf. 

Bij Spreken, kijken en luisteren gaat het over aantekeningen maken. Ook ga je weer met Nieuwsbegrip aan de slag.

Een aantal leerlingen houdt zijn spreekbeurt over een Griekse mythe.

We starten met het dictee...
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Week 10: 4.5 en 4.6
Deze week leer je bij 4.5 Woorden wat er wordt bedoeld met een omschrijving en een begrip. Eerst maak je een deel van de opdrachten en daarna Test Jezelf. 

Bij Spreken, kijken en luisteren gaat het over aantekeningen maken. Ook ga je weer met Nieuwsbegrip aan de slag.

Een aantal leerlingen houdt zijn spreekbeurt over een Griekse mythe.

We starten met het dictee...

Slide 1 - Tekstslide

De werkloze man wist geen enkele structuur meer in zijn schijnbaar eindeloos durende dagen aan te brengen.

Mijn nichtje heeft met groot succes een behandeling tegen panische vliegangst ondergaan.

Staat de Nederlander in het buitenland nog altijd bekend als tolerant maar gierig?
dictee....( zelf nakijken )
1. De werkloze man wist geen enkele structuur meer in zijn schijnbaar eindeloos durende dagen aan te brengen.

2. Mijn nichtje heeft met groot succes een behandeling tegen panische vliegangst ondergaan.

3. Staat de Nederlander in het buitenland nog altijd bekend als tolerant maar gierig?

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
In paragraaf 4.5 leer je:

  • ongeveer dertig nieuwe woorden gebruiken;
  • hoe je omschrijvingen en begrippen herkent.

In paragraaf 4.6 leer je:

  • hoe je informatie uit een informatief programma kunt onthouden;
  • hoe je aantekeningen maakt

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat je al weet of geleerd hebt over de aanpak van onbekende woorden in een tekst.

Welk deel van een samenstelling is meestal het belangrijkst voor de betekenis? Geef een voorbeeld

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Noteer een voorvoegsel en een achtervoegsel die van een woord een tegenstelling maken.

Geef ook een voorbeeld

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je van tevoren nadenkt over een woord, kun je het daarna beter onthouden
Als je nadenkt over wat je al weet over een onderwerp, zijn nieuwe woorden en teksten makkelijker te begrijpen. Zo meteen lees je een tekst over het kiezen van de sport die het best bij een persoon past.

A. Noteer één sport waar jij goed in bent en één waar jij slecht in bent
B. Welke lichamelijke kwaliteiten heb je voor beide sporten nodig? En welke karaktereigenschappen? Noteer die erbij

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

weektaak
4.5
  • opdracht 4,5,6,7,8,9 en 13
  • test jezelf
4.6
  • opdracht 2,3,4 en 5

Lezen 'Karel en de Elegast' tot en met blz 25 


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

leertekst: aantekeningen maken
Als je moet onthouden wat je hoort, is het handig om tijdens het kijken en luisteren aantekeningen te maken. Dit doe je bijvoorbeeld als je docent iets belangrijks uitlegt wat niet in het boek staat, maar wat je wel moet kennen voor een toets.

Daarnaast moet je bij kijk- en luistertoetsen vragen over de belangrijkste informatie kunnen beantwoorden.



Als je aantekeningen maakt, is het slim om de informatie in kernwoorden te noteren. Verder is het belangrijk om hoofdzaken (belangrijkste informatie) en bijzaken (zoals voorbeelden en details) van elkaar te onderscheiden. De kernwoorden zijn de belangrijkste woorden over de hoofdzaken.



Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkele tips bij het maken van aantekeningen


• Zorg dat je materiaal klaar hebt liggen om aantekeningen mee te maken: pen en papier, laptop of mobiele telefoon bijvoorbeeld.
• Schrijf geen hele zinnen op, maar noteer alleen kernwoorden.
• Laat veel wit tussen de woorden: later kun je daar nog wat bijschrijven.
• Aantekeningen maken moet snel: gebruik daarom afkortingen, tekeningetjes en eventueel pijltjes of andere tekens.


Lees na het luisteren je aantekeningen door. Begrijp je wat je hebt opgeschreven? Heb je vooral hoofdzaken opgeschreven? Vul zo nodig je aantekeningen aan met wat je nog weet.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij in de klas wel eens aantekeningen gemaakt? Zo ja, bij welke vakken?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer is het handig om aantekeningen te maken tijdens de les?

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Vind je aantekeningen maken makkelijk of moeilijk? Geef een voorbeeld bij je antwoord en leg je antwoord uit.

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

weektaak
4.5
  • opdracht 4,5,6,7,8,9 en 13
  • test jezelf
4.6
  • opdracht 2,3,4 en 5

Lezen 'Karel en de Elegast' tot en met blz 25 


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies