Voegwoorden

Zoek de voegwoorden
  1. Of ik vandaag nog ga sporten, is de vraag.
  2. Ik wil naar de dierentuin of ik wil naar het zwembad.
  3. Toen het eten op was, deed mijn vader de afwas.
  4. Hoewel Natasha lang had geleerd, haalde ze toch een onvoldoende. 
  5. Weet je wel zeker wat je daar moet invullen?

timer
1:00
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Zoek de voegwoorden
  1. Of ik vandaag nog ga sporten, is de vraag.
  2. Ik wil naar de dierentuin of ik wil naar het zwembad.
  3. Toen het eten op was, deed mijn vader de afwas.
  4. Hoewel Natasha lang had geleerd, haalde ze toch een onvoldoende. 
  5. Weet je wel zeker wat je daar moet invullen?

timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Zoek de voegwoorden
  1. Of ik vandaag nog ga sporten, is de vraag.
  2. Of  ik vandaag nog ga sporten is de vraag.
  3. Ik wil naar de dierentuin of ik wil naar het zwembad.
  4. Ik wil naar de dierentuin of ik wil naar het zwembad.
  5. Toen het eten op was, deed mijn vader de afwas.
  6. Toen het eten op was, deed mijn vader de afwas.


Slide 2 - Tekstslide

Zoek de voegwoorden
  1. Hoewel Natasha lang had geleerd, haalde ze toch een onvoldoende. 
  2. Hoewel Natasha lang had geleerd, haalde ze toch een onvoldoende. 
  3. Weet je wel zeker wat je daar moet invullen? 
  4. LET OP:"Wat" is geen voegwoord, maar een vragend vnw!

Slide 3 - Tekstslide

Noteer het voegwoord:
Aznar had Tim uitgenodigd voor zijn verjaardag, maar hij kon niet komen.

Slide 4 - Open vraag

Noteer het voegwoord:
Romy leest haar e-mail, terwijl ze een broodje eet.

Slide 5 - Open vraag

Noteer het voegwoord:
Zodra hij water ziet, springt onze hond erin.

Slide 6 - Open vraag

Noteer het voegwoord:
De minister liep snel langs de journalisten, want hij wilde geen vragen beantwoorden.

Slide 7 - Open vraag

Noteer het voegwoord:
Doordat het mentorgesprek van Susan uitliep, kwam Rick weer niet aan bod.

Slide 8 - Open vraag

Noteer het voegwoord:
Rob wil later bij de landmacht of de luchtmacht werken.

Slide 9 - Open vraag

OEFENING

Je krijgt in de volgende oefening steeds twee zinnen.

Maak van twee zinnen één samengestelde zin.

Schrijf steeds de hele zin op.


Gebruik een van de volgende voegwoorden:

hoewel - nadat - omdat - toen - zodat

Slide 10 - Tekstslide

Miriam opende het bestand.
Ze had het gescand.

Voegwoorden:

hoewel - nadat - omdat - toen - zodat

Slide 11 - Open vraag

Dagmar had veel getraind.
Ze heeft de marathon niet uitgelopen.

Voegwoorden:

hoewel - nadat - omdat - toen - zodat

Slide 12 - Open vraag

De lerares wees Peter op een fout.
Hij was op zijn teentjes getrapt.

Voegwoorden:

hoewel - nadat - omdat - toen - zodat

Slide 13 - Open vraag

Tessa gaat naar de opticien, want ze heeft een nieuwe bril nodig.
A
hoofdzin, hoofdzin
B
hoofdzin, bijzin
C
bijzin, hoofdzin
D
bijzin, bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Terwijl moeder het beslag maakt, zet Evi de oven aan.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 15 - Quizvraag

De oude man zit op de kruk, omdat hij moe is.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 16 - Quizvraag

Nina leest een boek en Cato is aan het koken.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 17 - Quizvraag

Fien gaat naar de dokter, omdat ze haar arm heeft gebroken.
A
bijzin, bijzin
B
hoofdzin, bijzin
C
bijzin, hoofdzin
D
hoofdzin, hoofdzin

Slide 18 - Quizvraag

Zodra de wekker af is gegaan, sta ik op.
A
hoofdzin, bijzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, hoofdzin
D
bijzin, hoofdzin

Slide 19 - Quizvraag

Ik heb buikpijn, maar ik ga toch naar school.
A
bijzin, hoofdzin
B
hoofdzin, hoofdzin
C
bijzin, bijzin
D
hoofdzin, bijzin

Slide 20 - Quizvraag

Tim pakt limonade, omdat hij dorst heeft.
A
hoofdzin, hoofdzin
B
bijzin, hoofdzin
C
hoofdzin, bijzin
D
bijzin, bijzin

Slide 21 - Quizvraag

Stijn draagt de tas en James loopt met de hond.
A
bijzin, hoofdzin
B
bijzin, bijzin
C
hoofdzin, bijzin
D
hoofdzin, hoofdzin

Slide 22 - Quizvraag