Blok 2 Cellen Les 4: Osmose en diffusie

Diffusie en osmose
Thema 2  en 3 Cel en leven
§3.3 Membranen, osmose en diffusie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Diffusie en osmose
Thema 2  en 3 Cel en leven
§3.3 Membranen, osmose en diffusie

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
  • Voorbeelden van osmose (demonstraties
  • Bespreken §3.3 opdr. 46 en 51 + §2.5 vraag 89, 93, 97
  • Klassikale vragen, bepaal je hoe goed de lesstof kent,
  • Ga je op je eigen niveau aan de slag,
  • Maak je een start met het achtergrondverhaal over osmose en diffusie.

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
  • Begrijpen hoe diffusie en osmose een rol spelen bij de waterhuishouding van cellen.
  • Het effect kunnen uitleggen op een weefsel of organisme, wanneer deze in een oplossing bevindt met een bepaalde osmotische waarde.

Slide 3 - Tekstslide

Verschil diffusie en osmose
Bij diffusie kunnen stoffen zich vrij verplaatsen in een vloeistof of gas.
Bij osmose kan alleen water zich verplaatsen door een membraan

Slide 4 - Tekstslide

Membranen
Er zijn 3 soorten membranen.
  • Permeabel membraan
  • Semi-permeabel membraan
  • Non-permeabel membraan

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je al?



Eens is staan, oneens blijven zitten.

Slide 6 - Tekstslide

Wat weet je al?

Water kan altijd door de celmembraan heen.

Eens is staan, oneens blijven zitten.

Slide 7 - Tekstslide

Wat weet je al?

Diffusie vindt alleen plaats bij stoffen die opgelost zijn in een vloeistof.

Slide 8 - Tekstslide

Wat weet je al?

Osmose is diffusie van water.

Slide 9 - Tekstslide

Wat weet je al?

Diffusie en osmose kosten beide geen energie.

Slide 10 - Tekstslide

Wat weet je al?

Een semipermeabelmembraan laat kleine stoffen wel door, grote stoffen niet.

Slide 11 - Tekstslide

Wat weet je al?

Bij gefaciliteerd transport vindt er diffusie plaats.

Slide 12 - Tekstslide

Wat weet je al?

Als een oplossing hypertonisch is, zitten er weinig opgeloste stoffen in.

Slide 13 - Tekstslide

Wat weet je al?
Osmose
Er is een netto verplaatsing van water van een plek met een hoge osmotische waarden naar een plek met een lage osmotische waarde.

Slide 14 - Tekstslide

Wat weet je al?

Een cel kan hypertonisch zijn of hypotonisch, dit is afhankelijk van de omgeving.

Slide 15 - Tekstslide

Voorkennis
Bepaal hoeveel je goed hebt. 

Dit zegt iets over je voorkennis. 

Zijn er vragen die nu in je opkomen?

Slide 16 - Tekstslide

3 vragen
1. Als ik twee bakken heb waar een semipermeabel membraan tussen zit, wat gebeurt er in deze situatie?

Welke stof verplaatst? Waarom? Eindresultaat?

Slide 17 - Tekstslide

3 vragen
2. Een dierlijke cel bevindt zich in een vloeistof met een onbekende osmotische waarde. Na verloop van tijd krimpt de cel. Heeft de vloeistof een hogere of lagere osmotische waarde dan cel? Leg uit hoe je dit weet.

Slide 18 - Tekstslide

3 vragen
3. Een plantaardige cel wordt in een vloeistof met een lage osmotische waarde gestopt. Wat gebeurt er met de cel en waarom? 
Geef in je uitleg aan: 
- of de vloeistof hyper-, iso- of hypotoon is tov de cel, 
- hoe we deze situatie waarin de cel zich uiteindelijk in bevindt noemen (turgor, grensplasmolyse of plasmolyse).

Slide 19 - Tekstslide

Kennis lesstof
Bepaal hoeveel je goed hebt. 

Dit zegt iets over hoe je de lesstof beheerst.

Slide 20 - Tekstslide

Kennis lesstof
Heb je geen of 1 vraag goed?
Je krijgt uitleg over het onderwerp en we oefenen met vragen.

Heb je 2 vragen goed?
Doe mee met de uitleg, ga daarna aan de slag met de  uitgedeelde situaties.

Heb je 3 vragen goed?
Ga gelijk aan de slag met de situaties. Probeer er zoveel mogelijk op te lossen. Volgorde maakt niet uit.

Slide 21 - Tekstslide

Achtergrondverhaal
1. In achtergrondverhaal leg je uit wat diffusie en osmose is. 
- Je legt uit wat diffusie en osmose is. Geef ook voorbeelden.
- Je legt het effect van osmose op cellen uit (plant en dier).
- Je legt uit wat turgor, grensplasmolyse, plasmolyse en lysis is.
- Je legt uit wat osmotische waarde is en wat hyper-, iso- en hypotoon is.

Slide 22 - Tekstslide

Achtergrondverhaal
Maak gebruik van:
- §2.3 uit Nectar
- Internet (voor plaatjes)
- De eerdere lessen op LessonUp (en filmpjes daarin).
- Voorbeelden om je verhaal te verduidelijken


Slide 23 - Tekstslide

Diffusie
Bij diffusie en osmose is belangrijk:
- deeltjes (stoffen) bewegen willekeurig (vrij bewegen)
- Resultaat bij diffusie: gelijke verdeling.

Slide 24 - Tekstslide

Osmose
Deeltjes kunnen zich niet vrij bewegen: alleen water.

Komt door semipermeabel membraan.

Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen tov van andere oplossing.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Plantaardige cel
Stevig als ze vol zitten met water.
Slap bij weinig water.

Belangrijk voor planten:
Cellen hogere osmotische waarde (hypotoon) dan omgeving.

Slide 27 - Tekstslide

Dierlijke cellen
Verschrompelen bij weinig water.

Gaan kapot (lysis) bij veel water.

Belangrijk voor dierlijke cellen:
gelijke osmotische waarde (isotoon) met omgeving.

Slide 28 - Tekstslide

Oefenvraag
Een plantaardige cel die in een vloeistof terecht komt vertoont het volgende:
Start afb. 1,  na langere tijd afb. 3.

  • Heeft de omringende vloeistof een hogere of lage osmotische waarde?
  • Leg je antwoord uit.

Slide 29 - Tekstslide

Oefenvraag
Als ik een dierlijke cel in een hypotonische oplossing doe. 
- Waar verplaatst water zich naar toe?
- Wat is het effect op de cel?

Slide 30 - Tekstslide