4V 2.3 Celmembranen en transport

H2: Cel en leven
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

H2: Cel en leven

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Par 2.3: Celmembranen en transport 

Slide 2 - Tekstslide

Doel en begrippen 2.3
Je leert hoe water, glucose en andere stoffen de cellen in- en uitgaan

diffusie, osmose, semi-permeabel membraan, selectief permeabel, fosfolipiden, hydrofoob, hydrofiel, isotonisch, hypotonisch, hypertonisch, plasmolyse, turgor, osmotische druk, osmotische waarde, actief transport, passief transport, endo- en exocytose.

Slide 3 - Tekstslide

Lezen
Lees 2.3 blz. 57 en 58

Slide 4 - Tekstslide

Bouw celmembraan

Slide 5 - Tekstslide

Fosfolipiden: hydrofiele kop (water aantrekkend) en een hydrofobe staart (waterafstotend).

Slide 6 - Tekstslide

Dubbele laag fosfolipiden: erg bewegelijk.
Cholesterol moleculen: remt de beweeglijkheid

Slide 7 - Tekstslide

Eiwitmoleculen: transport, receptoren, soms met een koolhydraatketen aan de buitenkant.

Slide 8 - Tekstslide

Celmembraan: selectief permeabel/ semipermeabel
Niet alle stoffen kunnen het membraan passeren.

Slide 9 - Tekstslide

Stoffentransport
Passief transport kost geen energie, actief transport kost energie (ATP).

Slide 10 - Tekstslide

Diffusie
Kleine en vetoplosbare stoffen kunnen zonder hulp het membraan passeren.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Bijv. O2/ CO2 (longen, lichaamscellen) en testosteron (lichaamscellen).

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Geladen deeltjes, grote wateroplosbare moleculen, polaire moleculen hebben een transporteiwit nodig.
Altijd van een hoge naar een lage concentratie.
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten (bijvoorbeeld glucosetransport na binding insuline).
Gefaciliteerd transport

Slide 13 - Tekstslide

Transport tegen de concentratiegradient in (van laag -> hoog) kost altijd energie: via een speciaal transporteiwit.
Bijv. Na+/ K+ (zenuwcellen).
Controle door openen/ sluiten eiwitpoorten.
Actief transport

Slide 14 - Tekstslide

Endocytose:
opnemen van grote partikels, deeltjes die het membraan niet kunnen passeren (ijzerionen, grote vetachtige stoffen).
Na binding aan een receptor.
Blaasjes

Slide 15 - Tekstslide

Fagocytose:
opnemen van bacteriën en grote deeltjes door witte bloedcellen.
Na fusie met een lysosoom kan het deeltje/ de bacterie worden afgebroken.
Blaasjes

Slide 16 - Tekstslide

Exocytose: afgeven van een stof in een blaasje aan de buitenwereld van een cel.
Wordt ook gebruikt om receptoren aan de buitenkant van het membraan te krijgen.
Blaasjes

Slide 17 - Tekstslide

Lezen
Lees 2.3 blz. 59 en 60

Slide 18 - Tekstslide

Watertransport
Water kan deels via diffusie door het celmembraan heen. Dit is echter langzaam (door de hydrofobe binnenkant van het membraan).
Snel watertransport kan via een waterkanaal (transporteiwit).
Het proces van watertransport over een semipermeabel membraan heet osmose.

Slide 19 - Tekstslide

Osmose
Hoeveel water zich verplaatst wordt bepaald door de osmotische waarde aan beide zijden van het membraan.
Osmotische waarde: hoeveelheid opgeloste stoffen in het water.
Hoge osmotische waarde: veel opgeloste stoffen.
Lage osmotische waarde: weinig opgeloste stoffen.
Water stroomt van een lage -> hoge osmotische waarde.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Hypotoon/ isotoon/ hypertoon

Slide 23 - Tekstslide

Dierlijke cellen
Streven naar isotone omstandigheden.

Slide 24 - Tekstslide

Plantencellen

Slide 25 - Tekstslide

Plantencellen
Streven naar hypertone celinhoud om druk op de celwand te houden (turgor): stevigheid

Slide 26 - Tekstslide

Plantencellen
Plasmolyse: celmembraan laat los van de celwand.
Grensplasmolyse: turgor=nul maar celmembraan laat nog net niet los

Slide 27 - Tekstslide

Doel en begrippen 2.3
Je hebt geleerd hoe water, glucose en andere stoffen de cellen in- en uitgaan

diffusie, osmose, semi-permeabel membraan, selectief permeabel, fosfolipiden, hydrofoob, hydrofiel, isotonisch, hypotonisch, hypertonisch, plasmolyse, turgor, osmotische druk, osmotische waarde, actief transport, passief transport, endo- en exocytose.

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
In de online methode.
Kies een leerweg (default B).
Maak 2.3 opdracht 4 t/m 8.
Maak een samenvatting van de paragraaf.
Aandacht voor de begrippen.

Slide 29 - Tekstslide