Prepositions

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Prepositions

Prepositions of time

on (dagen / data) 

at (tijdstippen + feestdagen & weekend)

in (dagdelen / jaren / maanden / seizoenen)

since (sinds) from ... to/until (van ... tot) 

within (binnen) for (voor)

 

Which preposition is correct?
I have a meeting ... noon today.

1. on
2. by
3. at
4. in

Which preposition is correct?
I finish school early ... Wednesdays

1. on
2. by
3. at
4. in

Which preposition is correct?
Mobile phones were invented ... the eighties

1. on
2. by
3. at
4. in

Prepositions of place & movement

across (over) onto (boven op) up (omhoog) down (omlaag)

into (naar binnen) out of (naar buiten) past (langs)

round (omheen) towards (naar toe) through (door heen)

off (van af) under (onder) over (over) to (naar)

from (van weg)

Prepositions of place & movement

Beside = next to, at the side of, by.

Example: Amanda sat beside the old man during dinner. 

Besides =  as well as, in addition to. 

Example: What else are you studying besides English?

Which preposition is correct?
Don't be shy, you're ... friends here!

1. between
2. under
3. among
4. by

In het NL zou je zeggen: je bent onder vrienden 

In het Engels is de regel: 

tussen 2 is between

tussen meer is among

Which preposition is correct?
The Netherlands is ... sea level.

1. below
2. under
3. beyond
4. by

In het NL zou je zeggen: onder zee niveau

In het Engels is de regel: 

under = er is direct iets onder het object

The paper is hidden under the rock

below = onder in de zin van op een lager niveau.

Which preposition is correct?
I have got plenty of other things to do ... talking to you

1. beyond
2. beside
3. along
4. besides

Which preposition is correct?
She studies ... a famous university.

1. in
2. at
3. on
4. by

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

Which preposition is correct?
I finish school early ... Wednesdays

1. on
2. by
3. at
4. in

Which preposition is correct?
Don't be shy, you're ... friends here!

1. between
2. under
3. among
4. by

In het NL zou je zeggen: je bent onder vrienden 

In het Engels is de regel: 

tussen 2 is between

tussen meer is among

Which preposition is correct?
The Netherlands is ... sea level.

1. below
2. under
3. beyond
4. by

In het NL zou je zeggen: onder zee niveau

In het Engels is de regel: 

under = er is direct iets onder het object

The paper is hidden under the rock

below = onder in de zin van op een lager niveau.

Every morning I go jogging ____ the beach.

1. along
2. across
3. into
4. over

In het NL zou je zeggen: onder zee niveau

In het Engels is de regel: 

under = er is direct iets onder het object

The paper is hidden under the rock

below = onder in de zin van op een lager niveau.

I didn't see the dog lying on the floor and I fell _____ it.

1. along
2. across
3. into
4. over

In het NL zou je zeggen: onder zee niveau

In het Engels is de regel: 

under = er is direct iets onder het object

The paper is hidden under the rock

below = onder in de zin van op een lager niveau.

I'll see you ____ Friday.

1. on
2. in
3. for
4. at

In het NL zou je zeggen: onder zee niveau

In het Engels is de regel: 

under = er is direct iets onder het object

The paper is hidden under the rock

below = onder in de zin van op een lager niveau.

Which preposition is correct?
I have got plenty of other things to do ... talking to you

1. beyond
2. beside
3. along
4. besides

Which preposition is correct?
She studies ... a famous university.

1. in
2. at
3. on
4. by

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

I'm growing tomatoes ____ my garden.

1. at
2. in
3. on
4. by

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

I'm going to my grandmother ___ the weekend.

1. at
2. in
3. on
4. by

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

We used to live ___ Berlin when I was younger.

1. at
2. in
3. on
4. by

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

That woman is sitting ___ a table.

1. at
2. in
3. on
4. by

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

What time do you usually go ____ bed?

1. off
2. into
3. on
4. to

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

He fell ___ his motorbike last week.

1. off
2. into
3. on
4. to

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

Do you remember what happened ____ 2009?

1. on
2. in
3. of
4. at

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

I usually have dinner with my family ____ Easter.

1. on
2. in
3. of
4. at

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

It can be really difficult to communicate ___ him.

1. to
2. on
3. with
4. from

Buildings

in: wanneer je het hebt over het gebouw zelf

at:  wanneer je het hebt over de functie van het gebouw. 

So how do you feel about the prepositions now?

easy peasy lemon squeezy

not sure yet

difficult

aaargh...