Hoofdstuk 5 Paragraaf 1 - BTW

BTW
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

BTW

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 5.3
*Ik kan de btw berekenen bij een bedrag exclusief en inclusief btw
*Ik kan uitleggen wat er met het verschil tussen af te dragen en te vorderen btw gebeurt.
Ik kan uitleggen waarom de btw de winst van een onderneming niet beïnvloed.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is BTW?
Het is belasting die de winkelier moet optellen bij het product of dienst. Het geld wat de consument aan BTW (belasting toegevoegde waarde) betaald, moet de winkelier weer afdragen aan de overheid. 

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer betaal je BTW?
Als je iets koopt betaal je BTW.

-BTW staat voor Belasting over de Toegevoegde Waarde.
-Ander woord voor BTW is omzetbelasting.
-De BTW is in 2019 van 6% naar 9% gegaan. 

Slide 4 - Tekstslide

BTW
Belasting over de toegevoegde waarde.

Slide 5 - Tekstslide

0%,9% en 21 % BTW
Op de meeste producten betaal je 21% BTW van de verkoopprijs.

Voor basisbehoeften als levensmiddelen, geneesmiddelen maar ook boeken betaal je 9 % BTW.

0% BTW betaal je over exportgoederen.

Slide 6 - Tekstslide

Indirecte belasting
Als je iets koopt dan betaal je indirecte belasting.
Voorbeeld
Je koopt een brood bij de AH. 
Je rekent af bij de kassa van de AH. 
De AH draagt vervolgens het betaalde btw bedrag af aan de overheid. 
Je betaalt dus btw via de AH aan de overheid (dus indirect).

Slide 7 - Tekstslide

Consumentenprijs
Als consument betaal je de prijs van het product inclusief BTW (dus met BTW), we noemen dat de consumentenprijs.

Slide 8 - Tekstslide

Ezelsbruggetjes  inclusief en exclusief
Inclusief: is met BTW
(het woordje in geeft aan dat het er al in zit.)

Exclusief: is zonder BTW 
(je ex hoort niet meer bij je, dus het zit er niet in). 

Slide 9 - Tekstslide

Consumentenprijs
Verkoopprijs + BTW= consumentenprijs

Voorbeeld:
Verkoopprijs = €11,40
BTW= 21%

Dus: Consumentenprijs is 11,40 x 1,21 = €13,79

Slide 10 - Tekstslide

De consumentenprijs is de verkoopprijs...
A
inclusief toegevoegde waarde
B
inclusief belasting over de toegevoegde waarde
C
exclusief toegevoegde waarde
D
exclusief belasting over de toegevoegde waarde

Slide 11 - Quizvraag

Je wilt iets kopen voor €55,00 exclusief BTW. Het BTW-tarief is 21%. Wat is de consumentenprijs?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

De consumentenprijs van een laptop is €459,80 (inclusief 21 % BTW). Bereken de prijs exclusief BTW.

Slide 14 - Open vraag

De verkoopprijs van een auto is €12.500 inclusief 21 % BTW. Bereken het bedrag van de BTW dat in de consumentenprijs verwerkt zit.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Link

Lees paragraaf 5.3
Maak opdracht 5.23 en 5.24
Bespreken

Slide 17 - Tekstslide