H2 Steden oefenvragen

Oefentoets: H2 Steden
Oefentoets
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets: H2 Steden
Oefentoets

Slide 1 - Tekstslide

Waarin verschilt een megastad van een wereldstad?
A
Geen enkele wereldstad ligt in Azië en megasteden wel.
B
Een wereldstad heeft meer inwoners dan een megastad.
C
Een wereldstad is veel belangrijker dan een megastad.
D
Een megastad heeft meer inwoners dan een wereldstad.

Slide 2 - Quizvraag

Hieronder zie je vier steden, namelijk New York, New Delhi, Londen en Parijs.

Welke van de vier steden hoort er niet bij als je kijkt naar de soort stad?


A
New York
B
New Delhi
C
Londen
D
Parijs

Slide 3 - Quizvraag

De meeste steden liggen in ...x… gebieden.
A
vlakke
B
hete
C
koude
D
natte

Slide 4 - Quizvraag

De relatieve afstand:
A
Is voor iedereen anders
B
Is voor iedereen hetzelfde
C
Kan niet veranderen
D
Is altijd hemelsbreed

Slide 5 - Quizvraag

Beoordeel de volgende stellingen. Welk antwoord is juist?

I. In steden in arme landen zijn krottenwijken de wijken met de meeste verkeersopstoppingen.

II. Als de welvaart stijgt in arme landen, wordt het verkeer een steeds groter probleem.


A
I is juist.
B
II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 6 - Quizvraag

Megasteden groeien door:
A
een grote emigratie
B
een laag sterftecijfer
C
samenvoeging van steden
D
suburbanisatie

Slide 7 - Quizvraag

Beoordeel de volgende stellingen. Welk antwoord is juist?

I. Het nadeel van een primate city is dat de rest van het land zich moeilijk kan ontwikkelen.

II. Een hoog geboorteoverschot in een primate city leidt tot een hogere verstedelijkingsgraad.

A
I is juist.
B
II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 8 - Quizvraag

Welke twee problemen komen wel in megasteden in arme landen en niet in megasteden in rijke landen voor?
A
Arme mensen wonen in slechte wijken.
B
Er is veel werkgelegenheid in de informele sector.
C
Er is grote sociale ongelijkheid.
D
Er is te weinig controle van de overheid.

Slide 9 - Quizvraag

Beoordeel de volgende stellingen. Welk antwoord is juist?

I. De laatste twintig jaar is de verstedelijkingsgraad in Nederland sterk gestegen.

II. Door de industriële revolutie nam de suburbanisatie toe.
A
I is juist.
B
II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 10 - Quizvraag

De absolute afstand is
A
De afstand in 1 rechte lijn
B
De afstand over de weg
C
De afstand voor je gevoel
D
De afstand in tijd

Slide 11 - Quizvraag

Mondiaal schaalniveau
Continentaal schaalniveau

Nationaal schaalniveau
Regionaal schaalniveau

Slide 12 - Sleepvraag

Bekijk tabel over de verstedelijkingsgraad in rijke en ontwikkelingslanden. De cijfers bij X, Y en Z zijn niet ingevuld.

Bepaal welke cijfers op de plaats van X, Y, Z moeten staan.

LET OP, kijk goed naar de jaartallen :)
A
X = 81, Y = 82, Z=45
B
X = 57, Y = 65, Z=22
C
X = 81, Y = 75, Z=45
D
X = 55, Y = 56, Z=45

Slide 13 - Quizvraag

Welke van de volgende steden is een wereldstad?
A
Amsterdam
B
Mumbai
C
São Paulo
D
Tokyo

Slide 14 - Quizvraag

Zijn onderstaande zinnen juist of onjuist?

1. Een wereldstad is belangrijker dan een megastad.

2. Een wereldstad heeft meer inwoners dan een megastad.
A
1 = juist
B
2 = juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Welk van de zinnen is juist?

1 In Spanje is de verstedelijkingsgraad ongeveer 15%.
2 Vaak is een hoofdstad groter dan een megastad.
3 Door urbanisatie neemt de verstedelijkingsgraad toe.
4 In 1900 woonde maar 50% van de wereldbevolking in een stad.
A
zin 1
B
Zin 2
C
Zin 3
D
Zin 4

Slide 16 - Quizvraag

Welk jaartal past bij het begin van de suburbanisatie in Nederland?
A
1900
B
1800
C
1970
D
2000

Slide 17 - Quizvraag

Zijn onderstaande zinnen juist of onjuist?

1. Een wereldstad is belangrijker dan een megastad.

2. Een wereldstad heeft altijd meer inwoners dan een megastad.
A
1 = juist, 2 = onjuist
B
1 = onjuist, 2 = juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Wat betekent: 'De schaal is 1:20 ?'
A
Dat 1 cm in het echt 20 cm op de tekening is
B
Dat 1 cm op de tekening 20 cm in het echt is
C
Dat je 1 moet delen door 20 om de schaal te berekenen

Slide 19 - Quizvraag

Als je de schaal wilt berekenen van cm naar km, haal je...
A
5 nullen weg
B
4 nullen weg
C
6 nullen weg
D
3 nullen weg

Slide 20 - Quizvraag

Bekijk de afbeelding.

verbind de letters met het juiste getal:
A
A-3, B-2, C-3, D-4
B
A-2, B-3, C-4, D-1
C
A-3, B-2, D-1, C-4
D
A-2, B-3, C-1, D-4

Slide 21 - Quizvraag

In de Pijp (een wijk in Amsterdam) zijn veel straten en pleinen opgeknapt, de slechtste woningen zijn verdwenen en er zijn dure appartementen gebouwd.

Hoe heet deze aanpak van de overheid?
A
herstructurering, stedelijke vernieuwing
B
leefbaarheid verbeteren
C
renovatie
D
sloop

Slide 22 - Quizvraag

Men spreekt weleens van suburbanisatie van bedrijven.

Wat wordt daarmee bedoeld?
A
Bedrijven trekken naar de stad toe
B
Bedrijven breiden zich uit
C
Bedrijven trekken uit de krappe, dure stad op zoek naar ruimte
D
Bedrijven vertrekken naar het buitenland, voor lagere lonen

Slide 23 - Quizvraag

Waardoor stijgt de verstedelijkingsgraad in het werelddeel Afrika zo snel?
A
Door suburbanisatie & hoge geboortecijfer
B
Door urbanisatie & hoge geboortecijfer
C
Door werkgelegenheid & groeien krottenwijken
D
Door trekken van platteland naar stad & urbanisatie

Slide 24 - Quizvraag

Er zijn verschillende plekken in een stad waar krottenwijken kunnen ontstaan.

Wat hebben deze plekken altijd onderling gemeen (wat is hetzelfde tussen deze plekken)?
A
Ze liggen altijd langs drukken infrastructuur
B
Ze liggen altijd op schuine hellingen
C
Ze liggen altijd in de buurt van vervuilende fabrieken
D
Ze liggen altijd op de minst gunstige plekken van de stad

Slide 25 - Quizvraag

In welke periode werden in Nederland wijken met veel flats gebouwd?
A
1940 - 1950
B
1960 - 1970
C
1970 - 1980
D
1990 - nu

Slide 26 - Quizvraag

Europa
gebied
Alphen a/d Rijn
wereld
Continentaal schaalniveau
Regionaal schaalniveau
land 
stad 
Lokaal schaalniveau
Nationaal schaalniveau
Mondiaal schaalniveau

Slide 27 - Sleepvraag

Lees de volgende twee zinnen. Geef van elke zin aan of deze juist of onjuist is.

1. Een primate city komt alleen voor in ontwikkelingslanden.

2. Als de welvaart stijgt in arme landen, wordt het verkeer een steeds groter probleem
A
Beide zijn juist
B
beide zijn onjuist
C
1 = juist, 2 = onjuist
D
1 = onjuist, 2 = juist

Slide 28 - Quizvraag

Bij deze vraag kun je 1 punt verdienen.

In welke TWEE werelddelen is de verstedelijkingsgraad in de laatste 20 jaar het sterkst gestegen?

Slide 29 - Open vraag

Zijn de volgende zinnen juist of onjuist?

1 Een hoofdstad is een primate city.
2 In westerse landen zijn geen primate cities.
3 Vanuit de hoofdstad wordt een land bestuurd.
4 Voor de handel is een wereldstad interessant.

A
zin 1,2 en 3 zijn juist
B
zin 2,3 en 4, zijn juist
C
zin 2 en 4 zijn juist
D
zin 3 en 4 zijn juist

Slide 30 - Quizvraag

Waarom woonde de meeste mensen tijdens de industriële revolutie (ongeveer 175 jaar geleden) dichtbij hun werk?

Slide 31 - Open vraag

Stad in arm land
Stad in rijk land

Slide 32 - Sleepvraag

De Amerikaanse stad

De Islamitische stad

De Europese stad
De Latijns-Amerikaanse stad

Slide 33 - Sleepvraag

In welk van onderstaande wijken wordt het meeste geld verdient?
A
Arbeiderswijken
B
centrum/ binnenstad
C
Central Business District

Slide 34 - Quizvraag

Bekijk het plaatje en kijk ook zeker naar de legenda.
A
Er staat een fout in het plaatje
B
Er staat geen fout in het plaatje

Slide 35 - Quizvraag

Bij deze vraag kun je 1 punt verdienen. Sleep de 
5 omschrijvingen naar naar de juiste kolommen:
Wereldstad
Hoofdstad
Megastad
Wat de handel betreft heeft deze stad wereldfaam.
Deze stad is groot, maar voor de rest van de wereld niet zo belangrijk.
Deze stad is de laatste 20 jaar enorm gegroeid tot
23 miljoen inwoners.
Al eeuwen worden hier belangrijke beslissingen genomen.
De meeste steden van deze soort vind je in Azië.

Slide 36 - Sleepvraag

Bekijk de afbeelding.

Elke stad heeft wijken uit verschillende bouwperiodes.
Waar staan de wijken op de foto’s in de afbeelding in de juiste volgorde vanuit het centrum naar de buitenwijk?

A
P – Q – R – S
B
R – P – S – Q
C
R – Q – S – P
D
R – S – Q - P

Slide 37 - Quizvraag

Bij deze vraag mag je een geodriehoek of iets anders gebruiken. Bekijk het plaatje. Op het plaatje zie je links onderin een schaalstok.

In het centrum van Weert en ook van Stramproy staat een kerk. Hoe groot (in km) is de afstand tussen de twee kerken ongeveer?

A
6 km
B
12 km
C
10 km
D
16 km

Slide 38 - Quizvraag

De hoofdstad van Mexico is Mexico-stad. Het is een megastad met wel twintig miljoen inwoners. Dat is meer dan heel Nederland!

Lees de volgende stellingen:
I. In het CBD van Mexico-stad wonen de mensen in
krottenwijken.
II. In het CBD van Mexico-stad werken veel mensen in
de kantoren in de formele sector.
A
Alleen stelling I is juist
B
Alleen stelling II is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 39 - Quizvraag

Is in de onderstaande drie zinnen sprake van urbanisatie of suburbanisatie?

1. 'Nu we hier wonen is er plek genoeg voor drie auto’s voor de deur!’
2. ‘Binnenkort verlaat ik ook ons arme dorp. Werk genoeg in de stad!’
3. ‘Ik ga studeren en verheug me op veel feesten!’
A
1. suburbanisatie, 2. urbanisatie, 3. urbanisatie
B
1. urbanisatie, 2. suburbanisatie, 3. urbanisatie
C
1. suburbanisatie, 2. urbanisatie, 3. suburbanisatie
D
1. suburbanisatie, 2. suburbanisatie, 3. urbanisatie

Slide 40 - Quizvraag

Bekijk hiernaast eerst de afbeelding.

Twee uitspraken:
1. Een steeds groter / kleiner deel van de wereldbevolking woont in steden.

2. De urbanisatie na 2020 groeit langzamer / sneller in grotere steden.

A
1. groter, 2. langzamer
B
1. groter, 2. sneller
C
1. kleiner, 2. langzamer
D
1. kleiner, 2. sneller

Slide 41 - Quizvraag


"1960 - Mensen trekken van de stad naar de rand van de stad"
A
Suburbanisatie
B
Urbanisatie
C
Re-urbanisatie
D
Randstad

Slide 42 - Quizvraag

Een stad van nu is anders dan een stad vlak na de Tweede Wereldoorlog. Wat is een kenmerk van de stad van nu?

A
In de stad van nu is veel aandacht voor de leefomgeving.
B
In de stad van nu staan rijtjeshuizen en flats.
C
In de stad van nu wonen mensen dicht op elkaar.
D
In de stad van nu worden veel nieuwe huizen gebouwd.

Slide 43 - Quizvraag

Waarin verschilt een Amerikaanse stad van een Europese stad?
A
Een Europese stad heeft geen CBD
B
Wel/geen historisch centrum
C
Amerikaanse steden hebben een hogere bevolkingsdichtheid
D
Amerikaanse steden vormen een stedelijk netwerk.

Slide 44 - Quizvraag

Bekijk hiernaast eerst de afbeelding.

In Mexico wonen veel meer mensen in steden dan in Peru.
Toch is de verstedelijkings-graad van Peru en Mexico ongeveer hetzelfde: 77%.

Wat is daarvan de oorzaak?
A
In Mexico wonen minder mensen dan in Peru.
B
In Peru wonen meer mensen op het platteland.
C
Mexico heeft een grotere bevolking dan Peru.
D
Mexico heeft een megastad en Peru niet.

Slide 45 - Quizvraag

Bekijk eerst de afbeelding. De blauwe lijn is stad A en de rode lijn is stad B.
Een van deze twee steden (stad A of stad B) ligt in een rijk land, maar welke?

Leg daarna jouw keuze uit met een kenmerk uit de grafiek.

Slide 46 - Open vraag

Bekijk eerst de afbeelding.

De man met de rode trui is schoenenpoetser.

Deze man werkt in de ....
A
industrie sector
B
landbouw sector
C
formele sector
D
informele sector

Slide 47 - Quizvraag