H2. Herhaling
1 / 27
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
In een stad staan veel huizen op een klein gebied..
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Wat is een voorbeeld van een voorziening?
A
Hogeschool
B
Ziekenhuis
C
Parkje
D
Flatgebouwen
Slide 3 - Quizvraag
Vanaf hoeveel inwoners noemen we een stad een megastad?
A
10.000
B
500.000
C
1.000.000
D
10.000.000
Slide 4 - Quizvraag
Meestal zit de regering in deze stad
A
Wereldstad
B
Megastad
C
Hoofdstad
Slide 5 - Quizvraag
Welke van onderstaande steden is een wereldstad?
A
Tokyo
B
Amsterdam
C
Berlijn
D
Sao Paulo
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een CBD?
Slide 7 - Open vraag
Wat is een Primate City?
A
Een stad veel groter dan alle andere steden in een land
B
De belangrijkste stad van een land.
C
Een stad met de meeste inwoners.
D
De stad met de meeste voorzieningen voor alle inwoners.
Slide 8 - Quizvraag
Hoe noemen we de groei van steden?
A
Segregatie
B
Urbanisatie
C
sub-urbans
D
Verstedelijking
Slide 9 - Quizvraag
Deze soort wijken liggen op plekken waar rijke mensen niet willen wonen of ver van het centrum
Slide 10 - Open vraag
In arme landen wonen rijke en arme mensen naast elkaar
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Hoe noem je het wanneer groepen mensen gescheiden wonen in aparte wijken?
A
Urbanisatie
B
Verstedelijking
C
Suburbans
D
Segregatie
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen formele sector en informele sector?
Slide 13 - Open vraag
Bekijk bron 8: Welke zin is juist?
A
Rijke landen: verstedelijkingsgraad laag.
Het tempo ligt hoog
B
Arme landen: verstedelijkingsgraad is laag, het tempo hoog.
C
Arme landen: verstedelijkingsgraad hoog, tempo laag
D
Rijke landen: verstedelijkingsgraad laag, tempo laag
Slide 14 - Quizvraag
Welk begrip past bij de afbeelding?
A
Verstedelijkingsgraad
B
Urbanisatie
C
Suburbanisatie
D
Stedelijk netwerk
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een nadeel van gentrificatie (blz. 36).
Slide 16 - Open vraag
Wat is het grootste verschil tussen een Amerikaanse stad en een Europese stad?
Slide 17 - Open vraag
Vanaf welk jaar trokken mensen ongeveer uit de stad?
A
1880
B
1930
C
1960
D
1990
Slide 18 - Quizvraag
1. Noem minimaal 4 kenmerken van een stad
Slide 19 - Open vraag
2. Wanneer is iets een wereldstad en wanneer een megastad?
Slide 20 - Open vraag
3. Een global city is ook een ...
A
Megastad en wereldstad
B
Megastad en black hole
C
Metropool en black hole
D
Wereldstad en metropool
Slide 21 - Quizvraag
4. Kenmerkend voor een stad is dat de bevolkingsdichtheid?
A
Hoog is
B
Laag is
Slide 22 - Quizvraag
6. Wat is een Primate City?
A
Een stad die veel groter is dan de 2de stad in het land
B
Een stad die veel belangrijker dan de 2de stad in het land
C
Een stad die minder belangrijk is dan de 2de stad in het land
D
Een stad die minder klein is dan de 2de stad in het land
Slide 23 - Quizvraag
8. Maak de juiste combinaties.
rijk land
arm land
arm land
rijk land
hoge verstedelijkingsgraad
lage verstedelijkingsgraad
hoog verstedelijkingstempo
laag verstedelijkingstempo
Slide 24 - Sleepvraag
7. Wat is een koloniale dubbelstad?
A
Twee steden die op elkaar lijken
B
Als een kant van de stad heel oud is en de andere kan nieuw
C
Nieuw wegen patroon
D
Waarbij 1 iemand over twee steden regeert
Slide 25 - Quizvraag
10. Combineer de volgende foto's met de typen steden.
De Amerikaanse stad
De Islamitische stad
De Europese stad
De Latijns-Amerikaanse stad
Slide 26 - Sleepvraag
20. Maak de juiste combinatie.
Stad
Agglomeratie
Stedelijk gebied
Suburbanisatie
