2HB

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wat weet je nog van de passé composé?

Le passé composé

Het verschil tussen de présent en de passé composé

De présent is de tegenwoordige tijd:   
ik kijk          je regarde

jij kijkt       tu regardes

De passé composé is de voltooid tegenwoordige tijd:

ik heb gekeken          j'ai regardé

jij hebt gekeken        tu as regardé

être en de passé composé

Gebruik je in het Nederlands zijn, dan gebruik je meestal être. Er zijn wel uitzonderingen zoals : ik ben geweest ( j'ai été) en ik ben begonnen ( j'ai commencé).

ATTENTION!!!

Als je être gebruikt, komt er soms een extra -e en/of s achter het voltooid deelwoord. 

Een extra E krijg je alleen als het woord vrouwelijk is

Een extra S krijg je als het om meervoud gaat.

Je suis allé(e)

Tu es allé(e)

Il est allé ( mannelijk dus sws geen extra e)

elle est allée

nous sommes allé(e)s

Vous êtes allé(e)s

Ils sont allés

elles sont allées

Hoe zeg ik : ik ben geweest?

1. j'ai étée
2. je suis été
3. Je suis commencé(e)
4. j'ai été

Wanneer gebruik je nou eigenlijk een extra e en wanneer een s?

8. Vul de juiste vorm van de passé composé in.
Tu ... (jouer) à la console souvent?

Vul de juiste vorm in
Vous ....... (aller) au coll1ège?

Excercise

Ga nu aan de slag met opdracht 13 t/m 15+ maak een samenvatting van BRON C + I

(helpt je bij een hoger cijfer op je toets)