Oefenen met hst 2 par 1 en 2

H2 en H 3



Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 3-6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 52 min

Onderdelen in deze les

H2 en H 3



Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)

Slide 1 - Tekstslide

Waarom industrialiseerde België eerder?
A
Daar waren de meeste fabrieken.
B
Zij beschikten over grondstoffen.
C
Omdat de Belgen fabrieken stichtten in kolonien
D
Er te weinig mensen op het platteland leefden.

Slide 2 - Quizvraag

Wat was niet een oorzaak van de industriële revolutie?
A
Huisnijverheid: boeren wilden meer machines.
B
Grondstoffen: grote hoeveelheden steenkool en ijzererts, en katoen uit de kolonies.
C
Verbeteringen in de landbouw leidden tot een voedseloverschot
D
Bevolkingsgroei: sterftecijfer daalde doordat er meer voedsel beschikbaar was.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de eerste sociale wet als gevolg van de sociale kwestie?
A
Kinderwetje van Van Houten
B
Ongevallenwet
C
Woningwet
D
Vrijheid van vergaderingwet

Slide 4 - Quizvraag

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken

Slide 5 - Quizvraag

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle

Slide 6 - Quizvraag

Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
industrialisatie
B
sociale kwestie
C
confessionalisme
D
socialisme

Slide 7 - Quizvraag

Het liberalisme wil...
A
Een sterke leider, aan wie iedereen gehoorzaam is.
B
Gelijke verdeling van bezit en macht.
C
Democratie
D
Zoveel mogelijk vrijheid voor burgers en bedrijven.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is modern imperialisme?
A
Veel grond in Europa veroveren
B
Veel kolonies stichten in Zuid Amerika
C
Veel grond veroveren en besturen in Afrika en Azie
D
Veel handelen met kolonies

Slide 9 - Quizvraag

Noem 2 groepen die aan het einde van de 19de eeuw opkwamen voor de emancipatie van groepen burgers? (2p)

Slide 10 - Open vraag

welke politieke stroming komt op voor de rechten van arbeiders?
A
socialisme
B
liberalisme
C
confessionelen
D
nationaal-socialisme

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord wordt bedoeld?
trots op je eigen land – vlag – volkslied

Slide 12 - Open vraag




Wat hoort er NIET bij het liberalisme?
Wat hoort er NIET bij het liberalisme?
A
Liberalen zijn voorstander van economische vrijheid en eigen verantwoordelijkheid.
B
Liberalen willen een belangrijke rol voor de overheid in de economie om te zorgen voor meer gelijkheid.
C
Individuele vrijheid is belangrijk, mensen mogen dus zelf weten welke cultuur zij naleven.
D
Linkse liberalen willen meer invloed voor burger maar rechtse liberalen niet.

Slide 13 - Quizvraag

wat is een vakbond?
A
een groep arbeiders die durven te demonstreren tegen fabriek directeuren
B
een vereniging die opkomt voor de belangen van arbeiders
C
een kunststroming die arbeiders schildert
D
een organisatie die opkomt voor de belangen van de boeren aan het begin van de 19e eeuw

Slide 14 - Quizvraag

Wat hoort er bij de confessionelen?
A
democratie
B
geloof
C
vrijheid
D
gelijkheid

Slide 15 - Quizvraag


Wat betekent het begrip 'Feminisme'
A
Het streven naar ongelijke rechten voor vrouwen en mannen
B
Het streven naar gelijke rechten alleen vrouwen
C
Het streven naar gelijke rechten voor vrouwen en mannen
D
Het streven naar gelijke rechten voor mannen

Slide 16 - Quizvraag

Is de tekenaar een voor- of tegenstander van het feminisme?
A
Voorstander
B
Tegenstander

Slide 17 - Quizvraag