H4 Nederlands P1

H4 Nederlands P1
1 / 151
volgende
Slide 1: Tekstslide
Other languagesSecondary Education

In deze les zitten 151 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H4 Nederlands P1

Slide 1 - Tekstslide

Deze les 
presentie
inhoud Nederlands H4
inhoud Nederlands P1
woordenschat blok 1

Slide 2 - Tekstslide

Nederlands H4
P1 woordenschat en leesvaardigheid blok 1 en 2 (TW1)
P2 literatuur/literaire begrippen (Laagland deel A) (TW2)
P3 taalverzorging (TW3)
P4 argumentatieve vaardigheden (TW4)
      mondeling taalvaardigheid (literaire competentie)
      hiervoor moet je vier boeken lezen. Hierover snel meer info.
Je krijgt dus in totaal vijf cijfers.

Slide 3 - Tekstslide

presentie
Te laat =  als de deur dicht is. 

Slide 4 - Tekstslide

Meenemen in de les
Boek Op Niveau
Laagland deel A in P2, Laagland deel B H5
schrift

We maken niet vaak gebruik van de laptop, maar het komt wel voor. Ik ga ervan uit dat jullie deze altijd (opgeladen) mee hebben in de les. 


Slide 5 - Tekstslide

Wat als je je spullen niet mee hebt?
Spullen niet mee/huiswerk niet af -> uur nakomen.

Het kan voorkomen dat je (een deel van) de les in de ZWR aan het werk gezet wordt met een andere opdracht. 

Slide 6 - Tekstslide

Nederlands P1
Woordenschat en leesvaardigheid blok 1 en 2

Dit is in principe herhaling van jaar 1, 2, 3. We gaan wel veel dieper in op de stof. 


Slide 7 - Tekstslide

Nederlands P1
Woordenschat en leesvaardigheid blok 1 en 2

Voor de toetsweek...
"Leren voor de toets? Het is toch Nederlands, daar heb ik nog nooit voor geleerd en kwam er altijd mee weg."


Slide 8 - Tekstslide

Nederlands P1
Woordenschat en leesvaardigheid blok 1 en 2

Na de toetsweek...
"Ik heb een 4 voor Nederlands, hoe kan dat?"



Slide 9 - Tekstslide

Hoe dan wel?
Opdrachten SERIEUS maken in de les, wat niet af is thuis. 
Opdrachten GOED nakijken en leren van de fouten.
Voor de toetsweek de theorie LEREN
Voor de toetsweek woordenschat leren.

Het is best mogelijk om een mooi cijfer te halen, maar het komt niet vanzelf!

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
Woordenschat blok 1 blz. 

Slide 11 - Tekstslide

antwoorden opdracht 1
opinie: mening
 kwalitatieve: van goede kwaliteit
 in principe: eigenlijk, in beginsel
 wederhoor: commentaar of reactie van de tegenpartij
 beeldmanipulatie: opzettelijk veranderen of bewerken van beelden
 op het verkeerde been zetten: misleiden

Slide 12 - Tekstslide

Deze les
aanwezigheid
nakijken opdracht 2
maken opdracht 2.2 en 2.3
nakijken
maken opdracht 3

Slide 13 - Tekstslide

aanwezigheid

Slide 14 - Tekstslide

nakijken opdracht 2.1

Slide 15 - Tekstslide

maken 2.2 en 2.3

Slide 16 - Tekstslide

nakijken 2.2 en 2.3

Slide 17 - Tekstslide

maken opdracht 3.1
beroepen en omschrijvingen helemaal uitschrijven.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Deze les
Aanwezigheid
Literatuur klas 4
-wat moet je doen?
-hoe moet je dat doen?
Boekentip: Stenen eten

Slide 20 - Tekstslide

aanwezigheid

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

literatuur H4
Leesautobiografie
4 boeken
daarbij 4 zelfgekozen opdrachten
Padlet

Slide 23 - Tekstslide

Leesautobiografie
Kijk bij de opdrachten in de ELO
maak de Padlet aan ONTHOUD JE INLOGGEGEVENS!
zet de opdracht hier in. 

Je levert de LINK naar de Padlet in via de ELO (bij de opdrachten). 

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

4 boeken
Je leest dit jaar vier boeken. Je begint bij het passende niveau. Het is de bedoeling dat je minstens één niveau groeit. Aan de hand van de verwerkingsopdrachten laat je zien dat je de verhalen hebt begrepen en dat je verder kunt naar een hoger niveau. Aan het einde van het jaar presenteer je je Padlet in de klas. Daar krijg je een cijfer voor (mondelinge taalvaardigheid).

Slide 26 - Tekstslide

Niveau
Naar aanleiding van je leesautobiografie weet je op welk niveau je leest. Kijk op lezenvoordelijst.nl welke boeken je mag kiezen.


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Tip:
Lees elke periode een boek. Dan kom je aan het einde van het jaar niet in de knel. Vier boeken in een week lezen kan wel, maar doen jullie waarschijnlijk niet. Dan heb je een probleem bij de presentatie. Niet presenteren = niet naar H5

Slide 29 - Tekstslide

Boekentips
Als het even kan elke week een boekentip. Verschillende niveaus

Slide 30 - Tekstslide

Nu: aan het werk met de leesautobiografie

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Deze les:
Aanwezigheid
Nakijken opdracht 3
Maken opdracht 4 (samen)
Huiswerk is dat wat we niet afkrijgen van opdracht 4.

Slide 33 - Tekstslide

aanwezigheid

Slide 34 - Tekstslide

opdracht 3
a. marketeer: iemand die zich binnen een bedrijf bezig houdt met marketing.

Slide 35 - Tekstslide

opdracht 3
b. systeembeheerder: iemand die zorgt voor het beheer van een computersysteem tijdens de dagelijkse bezigheden.

Slide 36 - Tekstslide

opdracht 3
c. statisticus: iemand die inzicht probeert te verkrijgen in maatschappelijke of economische verschijnselen door gebruik te maken van cijfermateriaal

Slide 37 - Tekstslide

opdracht 3
d. scenarioschrijver: schrijver van een draaiboek

Slide 38 - Tekstslide

opdracht 3
e. redacteur: iemand die teksten of berichten verzamelt en bewerkt voor publicatie

Slide 39 - Tekstslide

opdracht 3
f. publicist: iemand die stukken schrijft over actuele onderwerpen

Slide 40 - Tekstslide

opdracht 3
g. taxateur: iemand die de waarde van goederen vaststelt

Slide 41 - Tekstslide

opdracht 3
h. laborant: iemand die in een laboratorium werkt

Slide 42 - Tekstslide

opdracht 3
i. interim manager: iemand die tijdelijk de functie van manager/directeur vervult

Slide 43 - Tekstslide

opdracht 3
j. griffier: secretaris bij bepaalde colleges, bijvoorbeeld Tweede Kamer (schrijft alles op wat er besproken/besloten wordt).


Slide 44 - Tekstslide

opdracht 3
k. accountant: iemand die de boekhouding van bedrijven en instellingen inricht, bijhoudt en controlleert.


Slide 45 - Tekstslide

opdracht 3
l. ergotherapeut: geneeskundige die door spel, arbeid en beweging spierfuncties activeert.


Slide 46 - Tekstslide

opdracht 3
m. art director: grafisch vormgever bij een reclamebedrijf


Slide 47 - Tekstslide

opdracht 3
n. consulent: deskundige die op een bepaald gebied raad geeft


Slide 48 - Tekstslide

opdracht 3
n. consulent: deskundige die op een bepaald gebied raad geeft


Slide 49 - Tekstslide

opdracht 3
o. decorateur: iemand die versieringen voor toneel, etalages enz. ontwerpt.


Slide 50 - Tekstslide

opdracht 3
p. anesthesist: specialist die patiënten voor een bepaalde operatie onder narcose brengt. 


Slide 51 - Tekstslide

opdracht 4
maak groepjes van 4
schuif de tafels in nette groepjes
op tafel: minstens één boek en iedereen een schrift

Slide 52 - Tekstslide

quiz
We beginnen bij de eerste zin. Gebruik ook de rest van de zin om de betekenis te 'raden'.
Kies de juiste betekenis uit de blauwgedrukte woorden onder de opdracht. LET OP DE TIJD!
Per juist antwoord: 1 punt
Schrijf het juiste antwoord ook in je schrift

Slide 53 - Tekstslide

bordjes
bordje, stift en wisser netjes terug! kapot = nieuw kopen.

Slide 54 - Tekstslide

scorebord
Groep 1:
Groep 2:
Groep 3:
Groep 4:
Groep 5:
Groep 6:
Groep 7:

timer
0:30

Slide 55 - Tekstslide

huiswerk
de rest van opdracht 4

Slide 56 - Tekstslide

wat gaan we doen
aanwezigheid
nakijken eerste deel van opdracht 1 (startopdracht)
hoe werkt het boek?
verder werken aan de startopdrachten

Slide 57 - Tekstslide

aanwezigheid

Slide 58 - Tekstslide

nakijken opdracht 1

Slide 59 - Tekstslide

het boek
theorie na elk hoofdstuk, maar zoek achterin het boek bij het register op de juiste begrippen.

Dus niet gokken, maar nazoeken in de theorie.


Slide 60 - Tekstslide

maken
Startopdracht 1 en 2

Slide 61 - Tekstslide

Slide 62 - Tekstslide

Deze les
padlet aanmaken
boek voorstellen - de geschiedenis van mijn seksualiteit
lezen voor de lijst
niveautest lezen voor de lijst
begin maken leesautobiografie

Slide 63 - Tekstslide

aanwezigheid

Slide 64 - Tekstslide

padlet aanmaken
Gebruik je leerlinggegevens! Wachtwoord en e-mailadres. Zo vergeet je je codes niet en heb jij altijd toegang tot je Padlet

ga naar: padlet.com

Slide 65 - Tekstslide

Slide 66 - Tekstslide

Het boek is autobiografisch, makkelijk te lezen en leert je iets over de leefwereld van een ander. Het is niveau 3. Velen van jullie kunnen dit zeker wel aan, maar als je het lezen van literatuur lastig vindt, dan is dit boek misschien (nog) niks voor jou. 

Slide 67 - Tekstslide

Slide 68 - Link

test niveau

Slide 69 - Tekstslide

begin maken leesautobiografie
inleveren op 7 oktober (de datum is aangepast)

Slide 70 - Tekstslide

Slide 71 - Tekstslide

Vandaag
Aanwezigheid
Opdracht 4 nakijken
Plusopdracht 5 maken

Slide 72 - Tekstslide

aanwezigheid

Slide 73 - Tekstslide

Opdracht 4
Vraag 1
a. zonder naam
b. helemaal hetzelfde
c. van twee culturen
d. aanzienlijk, groot

Slide 74 - Tekstslide

Opdracht 4
Vraag 2
anoniem solliciteren


Slide 75 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 4
Bijvoorbeeld: Als het aantal werknemers met een biculturele achtergrond in het middensegment substantieel toeneemt. (13 woorden)






Slide 76 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 5
Met vier argumenten


Slide 77 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 6
De premier is volgens de wethouder bang voor de populistische politiek.

Wat is populisme?



Slide 78 - Tekstslide

Opdracht 4

Wat is populisme?

Populisten zetten zich af tegen de – in hun ogen – corrupte elite en claimen vertegenwoordigers te zijn van het pure volk.



Slide 79 - Tekstslide

Opdracht 4

vraag 7
informeren: het is een krantenbericht naar aanleiding van de proef die gestart is. De auteur doet verslag van zijn interview met wethouder Rabin Baldewsingh; hij geeft geen eigen mening.





Slide 80 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 8
In werkelijkheid noemen mensen snel de nationaliteit van allochtonen (of: plakken ze een etiket op). Mensen worden in hokjes gestopt.


Slide 81 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 9
a: D
b: De auteur informeert de lezers van zijn tekst (die in Trouw is gepubliceerd). Hij spreekt niet één bepaalde groep aan.




Slide 82 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 10
Bijvoorbeeld: een ingezonden brief / een opiniestuk / een achtergrondartikel in een krant of tijdschrift / een gesprek bij De Wereld Draait Door / een interview bij Nieuwsuur, enzovoort.





Slide 83 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 10
tekstvormen
Bijvoorbeeld: een ingezonden brief / een opiniestuk / een achtergrondartikel in een krant of tijdschrift / een gesprek bij De Wereld Draait Door / een interview bij Nieuwsuur, enzovoort.





Slide 84 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 10a
tekstvormen
Bijvoorbeeld: een ingezonden brief / een opiniestuk / een achtergrondartikel in een krant of tijdschrift / een gesprek bij De Wereld Draait Door / een interview bij Nieuwsuur, enzovoort.





Slide 85 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 10b
Waarom lijkt je een tekst effectief? Leg uit!







Slide 86 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 11
Beide teksten gaan over anoniem solliciteren / over mensen die moeilijk aan werk komen.

Slide 87 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 12
Bijvoorbeeld: Tekst 5 gaat over (anoniem solliciteren van) mensen met een biculturele achtergrond (of allochtonen); tekst 6 gaat over (anoniem solliciteren van) ouderen.


Slide 88 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 13
ingezonden brieven


Slide 89 - Tekstslide

Opdracht 4
vraag 14
 a Tekst 5 is zakelijk geschreven: de mening van de auteur journalist! komt niet naar voren. Tekst 6 is persoonlijker geformuleerd, in de ik-vorm, en de mening van de schrijver is ook herkenbaar in de woordkeus (‘nog lastiger’, regel 6, ‘niet zo krampachtig’, regel 13).
 b Tekst 5 is een verslag van een interview (informerend); tekst 6 is een ingezonden brief (opiniërend, overtuigend).





Slide 90 - Tekstslide

Plusopdracht 5
Titel: maakt lezer nieuwsgierig, geeft hints over de inhoud van de tekst. Dit kan het onderwerp of de hoofdgedachte zijn.

Tussenkopjes duiden beknopt de deelonderwerpen aan. 

Slide 91 - Tekstslide

Plusopdracht 6
Huiswerk voor de volgende les. 

Slide 92 - Tekstslide

Slide 93 - Tekstslide

Deze les
aanwezigheid
nakijken plusopdracht 
woordenschat blok 2

Slide 94 - Tekstslide

Deze les
aanwezigheid


Slide 95 - Tekstslide

Deze les
nakijken plusopdracht 
klassikaal
verbeter de antwoorden!
kijk je werk kritisch na.



Slide 96 - Tekstslide

vraag 1
a meeleven (met andere mensen)
 b vijandigheid (daarbij het menselijke niet meer zien van elkaar)
 c ondersteunen
 d groter wordende, groeiende
 e het verdwijnen van de nationale grenzen (dus minder op het land gericht, meer op de wereld).

Slide 97 - Tekstslide

vraag 2
Tussenkopje 1: Experimenten
 Tussenkopje 2: Resultaat
 Tussenkopje 3: Cirkel van empathie breidt zich uit
 Tussenkopje 4: Kenmerken van empathie

Slide 98 - Tekstslide

vraag 3
Bijvoorbeeld: Sympathiseren kun je leren: het recept voor wereldvrede? (oorspronkelijke titel)

Slide 99 - Tekstslide

vraag 4
Elsevier is een wekelijks verschijnend opinieweekblad dat zich richt op hoger opgeleide lezers. In ‘Over Elsevier’ (www.elsevier.nl/over-elsevier) staat:
 ‘Elsevier is een opinieblad dat orde wil scheppen in de informatiechaos. En dat vooral met betrekking tot de interessevelden economie, politiek, financiën, wetenschap en cultuur. Daarbinnen wordt geselecteerd op relevantie voor de lezers. Elsevier levert een bijdrage aan opinievorming en discussie over actuele onderwerpen.’

Slide 100 - Tekstslide

vraag 5
 a uiteenzetten 
 b De auteur geeft informatie over het ontstaan van empathie en legt uit hoe de experimenten uitgevoerd werden.

Slide 101 - Tekstslide

vraag 6
C is goed: de andere opties geven alleen een deel van de tekst weer.

Slide 102 - Tekstslide

vraag 7
Oorzaken (drie punten):
 – onderwijs werd gemeengoed (waardoor de kennis over en begrip voor andere volkeren en culturen toenam);
 – mondialisering;
 – reislust.

Slide 103 - Tekstslide

vraag 8
Het boek The Better Angels of Our Nature is verschenen in 2011. Dat is best lang geleden. Je kunt je afvragen of de bewering nog wel actueel is. Er zijn inmiddels heel wat nieuwe oorlogsgebieden.

Slide 104 - Tekstslide

vraag 9
Het lezen van fictie vergroot het inlevingsvermogen. Zie de kenmerken van empathie onder de tekst.

Slide 105 - Tekstslide

vraag 10
In tekst 7 wordt uitgelegd hoe empathie een vreedzamere samenleving kan creëren; in tekst 8 wordt duidelijk dat empathie kan leiden tot nieuwe uitvindingen.

Slide 106 - Tekstslide

vraag 11
 a Tekst 7.
 b In tekst 7 wordt meer uitgelegd en verklaard; dit is kenmerkend voor een uiteenzetting.

Slide 107 - Tekstslide

vraag 12
Bijvoorbeeld: De conclusie is te algemeen: nieuwe ontwikkelingen ontstaan niet alleen uit empathie, ook uit commerciële overwegingen, omdat er nieuwe materialen samengesteld kunnen worden, enzovoort..

Slide 108 - Tekstslide

opdracht 1 blz. 86

Slide 109 - Tekstslide

opdracht 2 blz. 87

Slide 110 - Tekstslide

Slide 111 - Tekstslide

vandaag
aanwezigheid
wat te leren voor TW1?
nakijken opdracht 2 
maken opdracht 3 en 4

Slide 112 - Tekstslide

vandaag
aanwezigheid
wat te leren voor TW1?
nakijken opdracht 2 
maken opdracht 3 en 4

Slide 113 - Tekstslide

aanwezigheid

Slide 114 - Tekstslide

TW1
leren:
woordenschat blok 1 en 2 (de lijsten vind je ook in StudyGo)
Lezen blok 1 en 2: blz. 53-59 en blz. 131-149

Begin op tijd met leren, het is meer dan je denkt en je hebt meer vakken waar je tijd aan moet besteden. Even doorkijken is niet voldoende.

Slide 115 - Tekstslide

opdracht 2
https://studygo.com/nl/learn/exercise/292266203

Slide 116 - Tekstslide

opdracht 3 en 4
huiswerk voor morgen

Slide 117 - Tekstslide

Slide 118 - Tekstslide

vandaag
aanwezigheid
krant en comic
nakijken opdracht 3 en 4
startopdracht 1
startopdracht 2

Slide 119 - Tekstslide

comic

Slide 120 - Tekstslide

krant
katern
column

Slide 121 - Tekstslide

opdracht 3
samen nakijken

Slide 122 - Tekstslide

opdracht 4
1 bewering: mening, stelling
2 conclusie: eindoordeel, gevolgtrekking
3 definitie: begripsomschrijving, woordverklaring
4 veronderstelling: aanname, hypothese
5 constatering: vaststelling, waarneming

Slide 123 - Tekstslide

opdracht 4
6 aanbeveling: advies, raad
7 impliciete: inbegrepen, onuitgesproken
8 expliciet: uitdrukkelijk, duidelijk
9 essentiële: belangrijke, wezenlijke
10 plausibel: aannemelijk, aanvaardbaar
11 etiquette: beleefdheidsregels, omgangsvormen

Slide 124 - Tekstslide

opdracht 4
12 conventies: opbouwregels, vormgevingsprincipes
13 strategie: aanpak, denkstappen
14 criteria: beoordelingspunten, eisen

Slide 125 - Tekstslide

startopdracht 1
Maak deze opdracht met behulp van de theorie! Ken je een begrip niet, zoek je deze op met het register. 

Liever één opdracht goed maken dan meerdere opdrachten snel/slordig/niet compleet.


Slide 126 - Tekstslide

startopdracht 1
Maak deze opdracht met behulp van de theorie! Ken je een begrip niet, zoek je deze op met het register. 

Liever één opdracht goed maken dan meerdere opdrachten snel/slordig/niet compleet.

Huiswerk:


Slide 127 - Tekstslide

startopdracht 1


Huiswerk: afhankelijk van de snelheid waarin jullie werken. 

Veel kletsen/slordig werken = meer huiswerk.


Slide 128 - Tekstslide

Slide 129 - Tekstslide

vandaag
Aanwezigheid
Wat wij zagen
nakijken opdracht 1
maken opdracht 2

Slide 130 - Tekstslide

Aanwezigheid

Slide 131 - Tekstslide

Wat wij zagen

Niveau 2 (staat niet op de lijst, maar je mag het er wel op zetten)

Slide 132 - Tekstslide

opdracht 1 nakijken

Slide 133 - Tekstslide

opdracht 2 maken
Vraag 12 niet

Klaar? leren woordjes op StudyGo

Slide 134 - Tekstslide

Slide 135 - Tekstslide

vandaag
aanwezigheid
verbanden in de tekst
nakijken opdracht 2
maken opdracht 4

Slide 136 - Tekstslide

aanwezigheid

Slide 137 - Tekstslide

tekstverbanden
Met tekstverbanden bedoelen we de relaties tussen verschillende delen van een tekst (bv. alinea’s of zinnen). Meestal hebben dit soort tekstdelen namelijk aparte functies.

Slide 138 - Tekstslide

tekstverbanden
verbanden bestaan tussen verschillende zinsdelen, lossen zinnen en tekstdelen. 

Slide 139 - Tekstslide

tekstverbanden
pak je laptop!

Slide 140 - Tekstslide

nakijken opdracht 2
1a.volgens het (kritische) verstand
1b.Je voelt iets aan, zonder er bewust over na te denken.
1c.Wat te maken heeft met hoe het hoort. 
2 Twee manieren:
– directe vragen stellen
– voorbeelden geven 
3a Waarom 
b redengevend 
4 constatering 


– door een overgangszin met een verwijzend woord (‘Dit’)
– met signaalwoorden (niet alleen ... maar ook: opsommend) 1
8 uitwerking 1
9 Bijvoorbeeld:
Intuïtie (of: magisch denken) wordt niet altijd gecorrigeerd door rationeel denken, maar er is nog veel onduidelijk over de samenwerking tussen de twee systemen. (21 woorden) 2 (twee elementen: per element 1 punt)
10 C 1
11 In de tekst wordt een verklaring gegeven van het feit dat mensen soms magisch denken. 2

Slide 141 - Tekstslide

nakijken opdracht 2
5 tussen 2 en 3: Maar – tegenstellend
tussen 3 en 4: dus – concluderend
tussen 5 en 6: Want – redengevend
tussen 6 en 7: nog – opsommend 2 (per fout ½ punt aftrekken)

6 theorie

7 Twee manieren:
– door een overgangszin met een verwijzend woord (‘Dit’)
– met signaalwoorden (niet alleen ... maar ook: opsommend) 1



Slide 142 - Tekstslide

nakijken opdracht 2
8 uitwerking 

9 Bijvoorbeeld:
Intuïtie (of: magisch denken) wordt niet altijd gecorrigeerd door rationeel denken, maar er is nog veel onduidelijk over de samenwerking tussen de twee systemen. (21 woorden) 2 (twee elementen: per element 1 punt)

10 C 

11 In de tekst wordt een verklaring gegeven van het feit dat mensen soms magisch denken. 2

Slide 143 - Tekstslide

maken
Opdracht 4 blz. 95-97

Gebruik de theorie [32-46]

Slide 144 - Tekstslide

Slide 145 - Tekstslide

vandaag
aanwezigheid
lezenvoordelijst.nl
nakijken opdracht 4
maken: plusopdracht 6

Slide 146 - Tekstslide

aanwezigheid

Slide 147 - Tekstslide

Slide 148 - Tekstslide

opdracht 4
1 De schrijver begint met een verrassende, uitdagende uitspraak.
2 redengevend, zie: ‘Om die reden’ (regel9)
3 aankondigend
4 a ‘Een paar jaar later’ (regel 21), ‘In 1994’ (regel 24)
 b een chronologisch verband
5 tegenstellend (‘echter’)
6 a Dat er steeds minder papieren media overleven.
 b Dat komt door de opkomst van internet.
7 a A
 b Met zijn verhaal ondersteunt de schrijver zijn opvatting dat het met het verdwijnen van papier nog niet zo’n vaart zal lopen.

Slide 149 - Tekstslide

opdracht 4
8 a conclusie
 b Daarom (zeg ik)
9 Er zijn nog steeds goede vooruitzichten voor het lezen van papier, maar het wordt wel wat luxer. (16 woorden)
 Let bij het formuleren van de hoofdgedachte vooral op de titel, de inleiding en het slot.
10 a A
 b De schrijver maakt zijn opvatting over het lezen van papier (zie
  hoofdgedachte) duidelijk aan de hand van zijn eigen ervaringen. Hij wil de lezer overtuigen.

Slide 150 - Tekstslide

plusopdracht 6
huiswerk voor de volgende les
vraag 10 hoeft niet!

Slide 151 - Tekstslide