Th 7 Duurzaam leven

Th 7 Duurzaam leven
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Th 7 Duurzaam leven

Slide 1 - Tekstslide

BS 1 De mens en het milieu
In het vorige hfst. heb je geleerd dat organismen worden beïnvloed door hun milieu, en het milieu beïnvloed wordt door organismen.

Milieu levert: Voedsel, water, zuurstof, energie, grondstoffen en we gebruiken het voor recreatie.

Toename bevolking (overbevolking) en manier van leven zorgen voornamelijk voor alle problemen.


Slide 2 - Tekstslide

Een aantal problemen zijn: uitputting energiebronnen, smog, klimaatverandering, afname biodiversiteit, ontbossing.

Slide 3 - Tekstslide

BS 2 Voedselproductie
Wereldbevolking groeit de komende jaren alleen nog maar, dit zorgt ervoor dat voedselproductie mee moet stijgen.

Landbouw produceert voedsel voor de mens, we kennen 3 typen:
Akkerbouw (grote opp. veel met machines), veeteelt, tuinbouw (veel handwerk, plukken)
 Planten op akkerbouw en tuinbouw: Voedingsgewassen.
Dieren in de veeteelt: Landbouwhuisdieren.

Door bemesting, bodembewerking en bescherming tegen ziekten en plagen proberen we de opbrengst zo hoog mogelijk te maken.
 




Slide 4 - Tekstslide

Akkerbouwbedrijven: Grote bedrijven met veel grond, enkele soorten producten verbouwd.
Meestal 1 soort gewas op een grote akker: Monocultuur.
Voordelen: grote machines voor bodembewerking/oogsten is snel makkelijk en goedkoop. Veel winst.

Nadelen: Veel voedsel voor insecten: insectenplaag.
Sneller uitbreiding ziekten: Bestrijding met chemische of biologische bestrijdingsmiddelen
Bodem snel uitgeput: Bemesten met stal- of kunstmest (ammoniak in stalmest en de nitraten in kunstmest) komt ook in grondwater, slootjes, rivieren en dus het drinkwater --> zorgt voor verzuring.




Slide 5 - Tekstslide

Bodembewerking: Ploegen/eggen, meer losse grond, meer lucht. Beter voor de wortels.

Slide 6 - Tekstslide

Door verandering van erfelijke eigenschappen kan de productie ook toenemen.
Door bij voorbeeld kunstmatige selectie toe te passen, kun je soorten zo veredelen dat ze hogere opbrengst hebben en beter tegen ziekten kunnen.
We kunnen soorten ook erfelijk aanpassen door genetische modificatie toe te passen en zo een gm-organisme of transgeen organisme te creëren.

Slide 7 - Tekstslide

Bij landbouwdieren worden de dieren met gewenste eigenschappen (veel melk of veel vlees) met elkaar gekruist. Dit is ook kunstmatige selectie en dus een vorm van veredelen.  

Dit gebeurt vaak doormiddel van kunstmatige inseminatie (KI).
Een andere manier is in-vitrofertilisatie (IVF).
Zaadcellen ‘perfecte’ stier worden ingebracht bij eicel ‘perfecte’ koe. Bevruchte cellen worden in de baarmoeder van een ‘gewone’ koe terug geplaatst.


Slide 8 - Tekstslide

Veeteelt
Weinig grond, veel dieren, intensieve veehouderij. Veel mest overschot.
Weinig grond --> verbouwen zelf dus geen veevoer inkoop bij veevoerbedrijven, grondstoffen meestal uit buitenland --> gaat ten koste van bestaande ecosystemen (oerwouden) 
Wordt vaak krachtvoer gebruikt, hierdoor zo hoog mogelijke opbrengst.  
 
Voordelen: effectief gebruik van ruimte dus veel dieren houden mogelijk hoge
opbrengst, prijs kan laag gehouden worden voor de consument.

Nadelen: Mestoverschot: bedrijf produceert meer mest dan ze nodig hebben. Mest moet verkocht worden aan akkerbouw bedrijven.
Dierenwelzijn: Met grote aantallen in kleine hokken, komen niet buiten.  
Uitstoot stoffen: Veel dieren --> veel darmgas (methaangas) is een broeikasgas. Draagt bij aan opwarming van de aarde.  



Slide 9 - Tekstslide

BS 3 Duurzame landbouw
Bescherming tegen ziekten en plagen: Chemische bestrijdingsmiddelen, gifstoffen, noemen we pesticiden.

Doden vaak veel soorten organismen, dus ook nuttige soorten, niet selectief.
Voordelen: Makkelijk/snel/goedkoop
Nadelen: Veel organismen dood, dus niet selectief.
                   Soort bouwt resistentie op, tegen middel. Bioaccumulatie, een                                   opeenstapeling van gifstoffen in een voedselketen, omdat de stof   
                   moeilijk af te breken is.
 





Slide 10 - Tekstslide

Accumulatie, het ophopen van (gif)stoffen in de voedselketen die moeilijk af te breken zijn.

Hoe hoger in de schakel hoe minder biomassa, maar gifstoffen zijn nog niet verdwenen. Dit kan sterfte tot gevolg hebben.

Slide 11 - Tekstslide

Biologische bestrijding: Gebruik maken van natuurlijke vijanden om plagen te
           bestrijden. 
           Ook methoden tegen planten ziekten, vruchtwisseling. Bijv. tegen                                   aardappelmoeheid. Dit houdt in dat een boer niet 2 jaar achter elkaar 
           hetzelfde gewas teelt.

Voordelen: Selectief, geen accumulatie, geen resistentie. 
Nadeel: Duurder, natuurlijke vijand kan wegvliegen, daarom vaak in kassen gebruikt. 
 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

BS 4 Energie

Slide 15 - Tekstslide

Fossiele brandstoffen
Dit zijn brandstoffen die miljoenen jaren geleden ontstaan zijn.
Aardgas, aardolie en steenkool--> uit resten planten en dieren ontstaan.
De energie in de fossiele brandstoffen zijn afkomstig van de zon.
 
Het is goedkoop te winnen en gemakkelijk te gebruiken en vervoeren.
Grote nadelen: CO2 wat bij verbranding 
ontstaat is waarschijnlijk 1 van de belangrijkste 
oorzaken opwarming aarde. Komen stoffen vrij 
die de lucht verontreinigen en doordat we het
 veel gebruiken vindt uitputting plaats.
 




Slide 16 - Tekstslide

Kernenergie

Energie die ontstaat uit splitsing van atoomkernen,
energie in de vorm van warmte.
Hiermee wordt elektriciteit opgewekt. De ‘brandstof’
is uranium. 
In Europa wordt in België en Frankrijk het grootste
deel van de elektriciteit opgewekt door kernenergie.
Geen CO2 uitstoot, geen luchtverontreiniging.
Wel radioactief afval dat heel lang straling uitzendt.
Dit afval moet diep in de grond opgeslagen worden
zodat er geen straling vrij komt.



Slide 17 - Tekstslide

Duurzame energie
Energiebronnen die niet opraken en geen milieuvervuiling veroorzaken (en dus geen CO2-uitstoot)

Zonne-energie, doormiddel van zonnepanelen, zonneboilers.

Windenergie (nadeel: horizonvervuiling) wordt veel bij geplaatst de laatste jaren.


Slide 18 - Tekstslide

Waterkracht (o.a. stuwdammen en getijdenenergie)


Biomassa: Energierijke stoffen uit organisch 
afvalmateriaal verbrand. Komt wel CO2 vrij, 
maar is door planten tijdens hun groei al 
opgenomen uit de lucht (dus “CO2-neutraal”) 
Is wel discussie over hoe 'schoon' dit is.  
 
Biobrandstoffen = men kweekt speciaal planten (o.a. zonnebloemen, koolzaad) om brandstof mee te maken. Nadeel: minder landbouwgrond over voor voedsel, ontbossing voor nieuwe
landbouwgrond.


Slide 19 - Tekstslide

Aardwarmte, warmte wordt uit diepere 
aardlagen gehaald. 

Warmtepomp: haalt warmte uit de omgeving en gebruikt
dit om het huis/water te verwarmen 

Slide 20 - Tekstslide

BS 5 Klimaatverandering
Het weer op aarde wordt bepaald door zon en de dampkring. Dit is de luchtlaag rondom de aarde--> stikstof, zuurstof, CO2.
Klimaat: gemiddelde weer in een gebied over een periode van minstens 30 jaar.

Broeikaseffect
Broeikasgassen: Aardgas (methaan), CO2
Waterdamp.

Hierdoor gemiddeld 15 °C op aarde
 
Zonder 30 graden lager!
 





Slide 21 - Tekstslide

Versterkt broeikaseffect.
Door extra broeikasgassen (met name CO2) wordt er meer warmte vast gehouden op aarde.
Afgelopen jaren gemid. temp. op de wereld met 0,9 graden gestegen. In Nederland met 2 graden. Volgens meeste onderzoekers veroorzaakt het versterkte broeikaseffect voor opwarming van de aarde.
 

Slide 22 - Tekstslide

Klimaatverandering: als het weertype gedurende een periode van meerdere jaren is veranderd.
Bijv. hoeveelheid neerslag neemt toe/af.
In een warmere wereld komen extremere weersomstandigheden vaker voor.
Zwaardere stormen, Cylconen (tropische storm)
Veel schade aan huizen en landbouwgrond

Slide 23 - Tekstslide

Stijging van de zeespiegel
Door hogere temp. wordt zeewater warmer en zet uit --> zeespiegel stijgt.
IJskappen en gletsjers smelten, het smeltwater loopt in zee --> zeespiegel stijgt nog meer.
De zeespiegel is in een eeuw (100 jaar) ongeveer 20 cm gestegen.
Voorspellingen voor stijging in de 21e eeuw lopen uiteen van 26 cm tot 82 cm.
 Laaggelegen gebieden (groot gedeelte van Nederland) kan overstromen.
 


Slide 24 - Tekstslide

Gevolgen natuur

Er komen nu planten en diersoorten voor in NL die normaal alleen zuidelijker voorkwamen. Sommige soorten komen minder voor of zijn zelfs verdwenen.

Jaarritme veranderd door de warmte ook van organismen. 
 

Slide 25 - Tekstslide

Bs 6 Water
Oppervlakte water: Water in rivieren, kanalen, meren en zeeën.
Grondwater: water in de grond.

Zelfreinigend vermogen
In water komen resten van dode planten en dieren voor of ontlasting: natuurlijke verontreiniging.
Oppervlakte water is in staat om 
zichzelf te reinigen van de organische 
afvalstoffen.
Reducenten breken de organische 
stoffen af  gebruiken hiervoor zuurstof.
Hierbij komt er CO2 en mineralen 
(voedingszouten) vrij.
Deze gebruiken planten weer.



Slide 26 - Tekstslide

Vermesting:
Hoeveelheid mineralen in het water neemt sterk toe kunst-/stalmest veel nitraat en fosfaat komen in grondwater en oppervlakte water.

Alg en kroos breiden uit, water groene kleur: waterbloei.
Verdringen andere soorten: afname biodiversiteit. 
 
Algen leven kort --> meer organisch afval in het water.

Reducenten vermeerderen --> verbruiken veel 
zuurstof.
Zuurstof gebrek -->  sterven veel dieren.
Nog meer organisch materiaal.
Uiteindelijk kan door waterbloei stinkend 
water ontstaan: vrijwel geen leven.




Slide 27 - Tekstslide

Plasticsoep
Veel plastic afval komt in rivieren/meren en uiteindelijk in de zee terecht. 
Dit plastic breekt in verloop van de tijd af tot hele kleine stukjes: microplastic.

Vervolgens komt dit microplastic in organismen terecht. Op deze manier komt het in de voedselketen. 

Gemiddeld eten mensen nu mogelijk zo'n 5 gram plastic per week, per jaar is dat gemiddeld meer dan 100.000 stukjes microplastic, iets meer dan 250 gram per jaar.

Er komen steeds meer inntiatieven om het plastic te verwijderen. 

Slide 28 - Tekstslide

Waterzuivering.
Biologische zuivering:
Organisch materiaal wordt met behulp van reducenten afgebroken.
Chemische zuivering: door ozon, uv-straling en actieve koolstof worden de niet biologische stoffen (bijv. medicijnen of chemische stoffen) uit het water gehaald


Het rioolslib wordt gebruikt als brandstof om energie op te wekken in biomassa centrales.

Rivieren stromen door meerdere landen heen, daarom moeten landen samenwerken om het water schoon te houden. 

Slide 29 - Tekstslide