LSJ 2HVT U3 écouter 2

Bienvenue 
Objectifs
  • Ik kan de beschrijving van een dier begrijpen (kleur, grootte, basiskenmerken) (A2)
  • Ik kan een dier in het Frans beschrijven (kleur, grootte, basiskenmerken & correcte bijvoeglijke naamwoorden) (A1+)

Programme:
  • LessonUp et Learningapps: descriptions d'animaux et révisions (vocabulaire, adjectifs)
  • Exercices d'écoute (méthode en ligne)
  • On parle français (descriptions d'animaux)
  • Devoirs


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bienvenue 
Objectifs
  • Ik kan de beschrijving van een dier begrijpen (kleur, grootte, basiskenmerken) (A2)
  • Ik kan een dier in het Frans beschrijven (kleur, grootte, basiskenmerken & correcte bijvoeglijke naamwoorden) (A1+)

Programme:
  • LessonUp et Learningapps: descriptions d'animaux et révisions (vocabulaire, adjectifs)
  • Exercices d'écoute (méthode en ligne)
  • On parle français (descriptions d'animaux)
  • Devoirs


Slide 1 - Tekstslide

Parler anglais comme une .... espagnole (Engels praten als een Spaanse ....)

C'est un grand animal. Cet animal est blanc et noir, avec des tâches. C'est un animal de la ferme, il vit à la campagne.
A
B
C
D

Slide 2 - Quizvraag

Parler anglais comme une vache espagnole
Een taal slecht spreken. 

Slide 3 - Tekstslide

Donner sa langue au ...... (Zijn/haar tong aan de ....... geven)

Il est petit. Il a quatre pattes et une longue queue. Il est brun.
A
B
C
D

Slide 4 - Quizvraag

Donner sa langue au chat.
Het antwoord op een vraag of raadsel niet weten en opgeven.

Slide 5 - Tekstslide

Être une ... mouillée (een natte ... zijn).

Elle est petite. Elle a deux pattes jaunes. Elle est blanche, et elle a un bec jaune.
A
B
C
D

Slide 6 - Quizvraag

Être une poule mouillée
Iemand die niet stoer of dapper is, die iets niet durft (een lafaard?)

Slide 7 - Tekstslide

Au minimum 2 exercices (vocabulaire ET grammaire)

timer
5:30

Slide 8 - Tekstslide

💻 En ligne

1. Exercices d'écoute
Finis (maak af) 12 et 13 :
  • Compréhension globale: 12.3 et 12.4
  • Compréhension détaillée: 13.4 t/m 13.7 

2. Fini ? Choisis:
  • Exercices d'écoute supplémentaires 

  • Exercices de grammaire (adjectif):

timer
6:00

Slide 9 - Tekstslide

Elle est grande ou petite ?
Elle est de quelle couleur ?
Elle a combien de cornes ? 
Quelle est sa taille ?
Il est de quelles couleurs ? 

Slide 10 - Tekstslide

Travaillez à deux. Maak samen 2 zinnen om dit dier te beschrijven. Gebruik ten minste 2 bijvoeglijke naamwoorden.
Exemple
L'animal est grand / C'est un grand animal. 
C'est un animal orange et noir.
Il a deux grands yeux. 
Il a une longue queue. 
Il a une tête ronde. Ses oreilles sont rondes. Il a quatre pattes. 
timer
2:00

Slide 11 - Tekstslide

Étape 1 : Maak een tekening van een dier (iets dat je kunt beschrijven!). Laat het niet zien! Schrijf daarna 3-4 zinnen om je te helpen bij de beschrijving. Je moet minimaal 3 bijvoeglijke naamwoorden gebruiken. 

Étape 2 : Beschrijf je dier aan iemand anders (zonder het te laten zien), in het Frans, met behulp van je zinnen. De andere persoon moet jouw dier tekenen volgens jouw beschrijving en moet minimaal één vraag stellen om meer details te krijgen (of om zijn/haar tekening te controleren). 

Étape 3 : Wanneer jullie allebei hebben beschreven en getekend, vergelijk dan het origineel met de kopie. Het doel is om vergelijkbare tekeningen te hebben. 
Geef jezelf een score (volgens het beoordelingsschema) en bespreek met je gesprekspartner hoe het ging, wat makkelijk/moeilijk was...
timer
5:30
  • Werkblad
  • Boek p. 115/woordenlijst aan het einde
  • Bord
🆘

Slide 12 - Tekstslide

onderwerp werkwoord rest 
onderwerp werkwoord (bijvoeglijk n.) zelfstandig n. (bijvoeglijk n.)
Il a une queue noire.
Il a une petite queue noire.
Il est petit ?
Est-ce que il est petit?
wat is = quel/quelle est
De laatste letter van een BN spreek je meestal niet uit (petit, grand...), maar bij de vrouwelijke vorm hoor je de laatste letter wel (petite, grande...)
Exemple
Mon animal a les poils noirs et il n’est pas grand ; il est de taille moyenne.
Il a les yeux bruns et il est très mignon. Ses pattes sont blanches, Fifi est un peu gros.

Slide 13 - Tekstslide

  • Ik kan de beschrijving van een dier begrijpen (kleur, grootte, basiskenmerken) (A2)
  • Ik kan een dier in het Frans beschrijven (kleur, grootte, basiskenmerken & correcte bijvoeglijke naamwoorden) (A1+)
👍    😐    👎

Slide 14 - Tekstslide

Devoirs
  • SO (apprendre 1 t/m 4 p. 114-115)
  • Oortjes mee
Semaine prochaine --> SO et bijvoeglijke naamwoorden 

Slide 15 - Tekstslide