Uitleg examen Betoog

Nederlands examenvoorbereiding 
Nederlands
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands examenvoorbereiding 
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag
  • Veelvoorkomende woorden/zinnen
  • Wat is een betoog?
  • Een betoog schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welke zin zijn de hoofdletters goed geschreven?
A
's avonds werkt Tamara altijd nog tot laat.
B
's Avonds werkt tamara altijd nog tot laat.
C
'S avonds werkt Tamara altijd nog tot laat.
D
's Avonds werkt Tamara altijd nog tot laat.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk meervoud is goed geschreven?
A
Hobby's
B
Hobbies

Slide 4 - Quizvraag

Bij hobby's moet net als bij baby's en story's de lange klank 'ie' blijven bestaan. Daarom wordt bij deze woorden net als bij opa's (opas) en auto's (autos) een apostrof gebruikt. Dat is dan wel zo consequent.
Wat is goed geschreven?
A
bruto-salaris
B
bruto salaris
C
brutosalaris

Slide 5 - Quizvraag

In het Nederlands worden samengestelde woorden aaneengeschreven. Geen spaties dus in 'rodewijnglazen' en 'publicrelationsafdeling', hoewel je in sommige gevallen wel een koppelteken mag gebruiken als dat de leesbaarheid bevordert.
Wat is goed geschreven?
A
Naar mijn mening is dat juist gespeld.
B
Na mijn mening is dat juist gespeld.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Na: later dan
In tijd of ruimte volgend op.
Het is het tegenovergestelde van voor. 

Met na kun je dus zeggen dat iets later gebeurt dan iets anders, of dat iets of iemand achter iets of iemand anders aan komt. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naar: richting
Ik ga liever naar het strand dan naar het bos.
Maar ook:
  • Het is een film naar (gebaseerd op) een thriller 
  • extra maatregelen naar aanleiding van (door) dreigementen
  • Na kou  (daarna) verlangt iedereen naar de lente (verlangen naar)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vind je dit lastig?

Kijk op Teams > Taalkunst > Taalverzorging > Taalmaat


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de betekenis van 'unaniem' in deze zin?

Wij zijn het er unaniem over eens.
A
doeltreffend
B
eenstemmig
C
buitengewoon

Slide 10 - Quizvraag

Iedereen is het ermee eens.
Betoog schrijven

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na deze uitleg:
  • weet je welke regels horen bij een betoog.
  • kun je voor- en tegenargumenten bedenken.
  • kun je tegenargumenten weerleggen.
  • kun je een betoog schrijven.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je over het 
schrijven van een betoog?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Betoog
  • Een betoog is een tekst waarin jij jouw standpunt geeft over een stelling.
  • Het doel is om de lezer te overtuigen van jouw mening.
  • Dit doe je door argumenten te noemen die jouw standpunt onderbouwen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten argumenten
  • argument
  • Tegenargument
  • Weerlegging

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Argument
  • Met een argument onderbouw je je mening/standpunt.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 
Standpunt: 

In deze digitale wereld moet iedereen ook leesbaar kunnen schrijven.

Argument?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenargument
Een tegenargument is een argument tegen je standpunt.

Dus: wat denk je dat de tegenstander voor argument bedenkt?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Standpunt:

In deze digitale wereld moet iedereen ook leesbaar kunnen schrijven.

Tegenargument?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een weerlegging?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Standpunt: In deze digitale wereld moet iedereen ook leesbaar kunnen schrijven.
Tegenargument: 
Maar werken met digitale middelen gaat veel sneller. Je hebt zo een spraakbericht verzonden. 

Weerlegging?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Weerlegging: 
De stroom kan uitvallen of je apparaat gaat stuk, dan kun je niets meer. Maar je hebt altijd nog pen en papier. Niemand snapt je bericht als je dan niet leesbaar kunt schrijven. Bovendien kun je met een persoonlijk handschrift je eigen identiteit laten zien.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw betoog
  • Plaats boven je betoog een pakkende titel
  • inleiding (aandacht lezer trekken, introductie onderwerp, stelling + standpunt)
  • middenstuk (voorargumenten, tegenargumenten, weerleggingen)
  • slot (herhaling standpunt met belangrijkste argumenten, conclusie, uitsmijter)
  • Al deze onderdelen zijn losse alinea's!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Voor het schrijven (schrijfschema)
Structuur
Onderdeel
Alinea
Inleiding
- Aandacht lezer trekken: anekdote, voorbeeld, vraag, etc. 
- Introduceren onderwerp: waar gaat je betoog over?
- Stelling + standpunt duidelijk maken: je wil dat de lezer jouw kant kiest.
1 of 2







Middenstuk
- Voorargumenten: onderbouwen van je standpunt.
- Tegenargument
- Weerleggen tegenargument
Elk argument in een aparte alinea. Begin met signaalwoorden: 
Ten eerste... Vervolgens... Ook... etc. 
Signaalwoorden "maar" en "echter"

Slot
- Samenvatten: herhalen standpunt + belangrijkste argumenten.
- Conclusie
- Uitsmijter
1 of 2

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Tijdens het schrijven
Denk aan:

  • hoofdletters/kleine letters
  • spelling
  • interpunctie (punten, komma's)
  • alinea's 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Afronden
Nog eens goed doorlezen

Alle argumenten op de juiste plek?
Goed gebruik gemaakt van signaalwoorden?
Heeft elk argument een eigen alinea?
Spelling/interpunctie?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In welk onderdeel zet je je argumenten?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een weerlegging is....
A
een zwak argument
B
een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is
C
een argument dat laat zien dat een tegenargument sterk is
D
een sterk argument

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In het slot...
A
herhaal je je standpunt + argument(en)
B
noem je al je argumenten
C
geef je nieuwe informatie

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies