Uitleg examen Betoog

Nederlands examenvoorbereiding 
Nederlands
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands examenvoorbereiding 
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Veelvoorkomende woorden/zinnen
  • Wat is een betoog?
  • Een betoog schrijven

Slide 2 - Tekstslide

Welke aanhef is juist?
A
Geachte meneer ten Brink,
B
Geachte Erik ten Brink,
C
Geachte heer Ten Brink,
D
Geachte E. ten Brink,

Slide 3 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
Naar mijn mening is dat juist gespeld.
B
Na mijn mening is dat juist gespeld.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de betekenis van 'unaniem' in deze zin?

Wij zijn het er unaniem over eens.
A
doeltreffend
B
eenstemmig
C
buitengewoon

Slide 5 - Quizvraag

Examen schrijven 3F 
Een brief/ e-mail
Betoog
Artikel
Samenvatting
Instructie
Invullen van een formulier 
Advertentie 
Memo
Bericht

Slide 6 - Tekstslide

Betoog schrijven

Slide 7 - Tekstslide

Betoog
  • Een betoog is een tekst waarin jij jouw standpunt geeft over een stelling.
  • Het doel is om de lezer te overtuigen van jouw mening.
  • Dit doe je door argumenten te noemen die jouw standpunt onderbouwen.

Slide 8 - Tekstslide

Soorten argumenten
  • Voorargument
  • Tegenargument
  • Weerlegging

Slide 9 - Tekstslide




Lachgas zou verboden moeten worden door de overheid, want... 

Argumenten?

Slide 10 - Tekstslide

Tegenargument
Een tegenargument is een argument tegen je standpunt.

Waarom gebruik je een tegenargument?

Slide 11 - Tekstslide

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld

Lachgas zou verboden moeten worden door de overheid.


Tegenargument?
Weerlegging?

Slide 13 - Tekstslide

Opbouw betoog
  • Plaats boven je betoog een pakkende titel
  • inleiding (aandacht lezer trekken, introductie onderwerp, stelling + standpunt)
  • middenstuk (voorargumenten, tegenargumenten, weerleggingen)
  • slot (herhaling standpunt met belangrijkste argumenten, conclusie, uitsmijter)
  • Al deze onderdelen zijn losse alinea's!

Slide 14 - Tekstslide

1. Voor het schrijven (schrijfschema)
Structuur
Onderdeel
Alinea
Inleiding
- Aandacht lezer trekken: anekdote, voorbeeld, vraag, etc. 
- Introduceren onderwerp: waar gaat je betoog over?
- Standpunt duidelijk maken: je wil dat de lezer jouw kant kiest.
1 of 2







Middenstuk
- Voorargumenten: onderbouwen van je standpunt.
- Tegenargument
- Weerleggen tegenargument
Elk argument in een aparte alinea. Begin met signaalwoorden: 
Ten eerste... Vervolgens... Ook... etc. 
Signaalwoorden "maar" en "echter"

Slot
- Samenvatten: herhalen standpunt + belangrijkste argumenten.
- Conclusie
- Uitsmijter
1 of 2

Slide 15 - Tekstslide

2. Tijdens het schrijven
Denk aan:

 hoofdletters/kleine letters
spelling
interpunctie
alinea's 

Slide 16 - Tekstslide

3. Afronden
Nog eens goed doorlezen

Alle argumenten op de juiste plek?
Goed gebruik gemaakt van signaalwoorden?
Heeft elk argument een eigen alinea?
Spelling/interpunctie?

Slide 17 - Tekstslide

In welk onderdeel zet je je argumenten?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 18 - Quizvraag

Een weerlegging is....
A
een zwak argument
B
een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is
C
een argument dat laat zien dat een tegenargument sterk is
D
een sterk argument

Slide 19 - Quizvraag

In het slot...
A
herhaal je je standpunt + argument(en)
B
noem je al je argumenten
C
geef je nieuwe informatie

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag! 
Opdracht betoog schrijven 

Slide 21 - Tekstslide