WK 50 - Lezen

VH3 - Nederlands
Week 50 - les 1
Lezen
Mevrouw Giesen
timer
10:00
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

VH3 - Nederlands
Week 50 - les 1
Lezen
Mevrouw Giesen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Agenda vandaag
  • Leerdoelen
  • Feit, mening en argument, hoe zat het ook alweer?
  • Argumentatiestructuren
  • Zelfstandig aan de slag
  • Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Ik weet wat feiten, meningen en argumenten zijn.
  • Ik kan argumentatiestructuren herkennen.

Slide 3 - Tekstslide

Feit, mening en argument
  • Feit: alles wat we kunnen controleren, voor iedereen hetzelfde.
  • Mening:  niet controleerbaar, voor iedereen anders.
  • Argument: onderbouwing van je mening

Slide 4 - Tekstslide

Argumentatiestructuren
De auteur van een overtuigende tekst wil de lezer overtuigen van zijn standpunt (mening). Hij onderbouwt zijn standpunt: hij legt met argumenten uit waarom hij dit standpunt heeft. Er zijn twee soorten argumenten: feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve) argumenten. 

Slide 5 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
  • Een feitelijk argument kun je controleren (het is waar of het is niet waar); over een waarderend argument kun je van mening verschillen:
  • Die grote reclameschermen langs de snelwegen moeten verboden worden, want ze leiden de weggebruikers af. (feitelijk argument)
  • Die grote reclameschermen langs de snelwegen moeten verboden worden, want ze verpesten het landschap. (waarderend argument)

Slide 6 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Een standpunt wordt vaak aangekondigd met signaalwoorden als Ik vind, Volgens ons, Zij denkt dat, De auteur is van mening dat, Onze conclusie is, Dus, Daarom, Kortom en met formuleringen als er moet, er zou moeten en we zouden moeten. Argumenten herken je vaak aan signaalwoorden als dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want. Als een auteur zijn standpunt met een aantal argumenten onderbouwt, gebruikt hij vaak signaalwoorden voor een opsomming.

Slide 7 - Tekstslide

Argumentatiestrctuur
Het standpunt en de argumenten samen vormen een argumentatiestructuur. Die kun je in een blokjesschema weergeven, waarbij het standpunt in het bovenste blokje komt te staan en de argumenten in de blokjes eronder. Je werkt bij het invullen van meerdere, gelijkwaardige argumenten uit een tekst van links naar rechts. Als je de tekst in een blokjesschema van boven naar beneden doorneemt, kun je de pijlen lezen als ‘want’.

Slide 8 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
Als een auteur zijn standpunt met één argument onderbouwt, noemen we dat enkelvoudige argumentatie. Meestal gebruikt een auteur meer argumenten om zijn mening kracht bij te zetten. Dat heet nevenschikkende argumentatie. Tussen blokjes die samen hetzelfde standpunt (of hetzelfde argument) ondersteunen, kun je ‘en’ invullen.

Slide 9 - Tekstslide

Argumentatiestrctuur - nevenschikkend

Slide 10 - Tekstslide

Argumentatiestrctuur - onderschikkend

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Leerdoelen
  • Ik weet wat feiten, meningen en argumenten zijn.
  • Ik kan argumentatiestructuren herkennen.

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
  • Ga via Magister leermiddelen naar Nieuw Nederlands
  • Begin aan de weektaak - meer dan lezen

Slide 15 - Tekstslide

De laatste vragen

Slide 16 - Tekstslide

Afsluiting
Bedankt voor jullie aandacht vandaag

Slide 17 - Tekstslide