2022 2023 Kennislijn week 2 werkgroep 1 angst en dwang

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerpleegkundeHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Na een introductie waarin je de lesdoelen en werkwijze toelicht en werkafspraken maakt, kan je met de inhoud van de les aanvangen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkgroep 4 gastles 
Van 1400 tot 1530 uur
Online
Gastspreker: Manenie Uitenbroek (Antes) 
Niet aangeboren hersenletsel (NAH)

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  1. Stellen van vragen over de voorbereiding van deze bijeenkomst
  2. Interactieve vragen over de oorzaken van angststoornissen
  3. Interactieve film over een paniekaanval en wat het doet met iemand
  4. Verpleegkundige zorg bij patiënten met angststoornissen
  5. Klinisch redeneren in de GGZ

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen over de voorbereiding? 
Ja, het is veel. I know.... 
Begin dus op tijd met aantekeningen maken en te herhalen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke grote groepen worden op het gebied van angst onderscheiden in DSM5?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ken je uit eigen ervaring of ken je iemand in je omgeving
met symptomen van een van de volgende angststoornissen?

Paniekstoornis
Agorafobie
Specifieke fobie
Sociale angststoornis
Gegeneraliseerde angststoornis
Seperatie angststoornis
Selectief mutisme
Angststoornis door een middel/medicatie/ somatische aandoening
Ongespecificeerde angststoornis
ik ken niemand met een pathologische angststoornis

Slide 9 - Poll

1.Angststoornissen Ong. 10% vd algemene bevolking maakt per jaar minimaal 1 paniekaanval door.
1.paniekstoornis zonder duidelijke oorzaak (regelmatige frequentie)
2.agorafobie (vermijden van (drukke) plekken)
3.specifieke fobie (dieren / oblecten / bloed / natuurverschijnselen / 


4.sociale angststoornis
5.gegeneraliseerde angststoornis (= continu piekeren en spanning stellen heel veel vragen over alles en nog wat)
6.separatieangststoornis (scheidingsangst vooral bij kinderen)
7.selectief mutisme (kind praat niet op school bv)
8.angststoornis door een middel of medicatie
9.angststoornis door een somatische aandoening
10.andere gespecificeerde angststoornis
11.ongespecificeerde angststoornis
Oorzaak multifactorieel bepaald
  * erfelijkheid
  * temperament
  * opvoeding
  * life events
  * neuro biologisch

Slide 10 - Tekstslide

Angsthersencircuit

Angst is een emotie die bij dreigen gevaar een reactie prikkelt in het brein die kan leiden tot een automatische reactie : vecht, vlucht of verstijven. 

Angst is een aangeboren emotie die op tijd kan waarschuwen voor gevaar maar het kan een geconditioneerde, aangeleerde emotie worden. 

Ongeveer 70% van de mensen vlucht of vecht bij gevaar. 15 % van de mensen is in staat deze angstreacties te remmen en rationeel te reageren. Zij zijn in staat om bijvoorbeeld te helpen bij een ramp. De andere 25% verstart en kan helemaal niet s doen. 

Dus als jijzelf helemaal verstard in een acute situatie dan is dat helemaal niet zo gek.

Eerst een parasymptahtische reactie (rem op het systeem) , hartactie daalt en alle zintuigen staan open om een beslissing te nemen. 

Direct daarna gaat de hartactie omhoog en bereidt het lichaam zich voor op de actie om te vluchten of te vechten (sympathische reactie) Haren gaan recht overeind staan , spieren worden aangespannen, zintuigen staan op scherp, pupillen verwijden zich oren. gaan wijd open staan door kleine spiertjes. 
Hypofyse maakt endorfines aan waardoor het lichaam minder pijn voelt. 
Is een angststoornis erfelijk?
JA
Nee
Deels voor ongeveer 10%
Deels voor ongeveer 30 a 40%
Deels voor ongeveer 60 a 70%

Slide 11 - Poll

Uit genetisch onderzoek is gebleken dat een angststoornis deels erfelijk is. De mate van genetische invloed is ongeveer 30 a 40%. Andere factoren bepalen dus 60 tot 70%. 
Mogelijke oorzaken angststoornissen
Wat is gedragsinhibitie?
A
arousel in moeilijke situaties
B
aarzeling om nieuwe situaties aan te gaan
C
internaliserende gedragsproblemen

Slide 12 - Quizvraag

A) Arousel  zijn lichamelijke reacties zoals versnelde hartactie, snelle ademhaling,verhoogde spierspanning en alertheid. 

C) Bij internaliserende gedragsproblemen is er een overcontrole over de emoties; ze worden naar binnen gericht en leiden tot innerlijke onrust. Typische internaliserende problemen zijn sociale sociale teruggetrokkenheid, angst, depressie en psychosomatische klachten.

D) neuroticisme 
Neuroticisme is een karaktertrek en wijst op emotionele instabiliteit. Het is één van de vijf basisdimensies die een persoonlijkheid opmaken. Deze basisdimensies heten samen ook wel de ‘Big Five’. Ieder mens heeft deze basisdimensies in meer of mindere mate. Zo komt neuroticisme dus bij iedereen voor, alleen bij sommigen meer dan bij anderen.

Sterk neurotische mensen hebben de neiging om zich ontevreden te voelen, labiel te zijn, emotionele schommelingen te ervaren, of angstig, gestrest en teruggetrokken te zijn. Aan het andere eind van het spectrum staan mensen die zwak neurotisch zijn. Deze mensen zijn meer tevreden, ontspannen, zelfverzekerd en stabiel. Iemand met een gemiddelde score zal zich in sommige situaties instabiel kunnen gedragen, maar in andere situaties juist weer stabiel.

Bron: https://www.angst.nl/angst/157-neuroticisme
Stelling: Een angstwekkend incident is de oorzaak voor het ontstaan van een angststoornis.
Dit is waar
Dit is deels waar
Ik weet het niet
Dit is deels niet waar
Dit is echt niet waar

Slide 13 - Poll

Nee, dit is niet echt waar. conditionering door een angstwekkend incident in een bepaalde situatie speelt slechts bij een minderheid van de mensen met een angststoornis een rol. 

Wat wel waar is: mensen hebben angststoornissen hebben disfunctionele gebieden in hersenangstcircuit. Volgende dia
Paniekaanvallen
Hoe werkt dat bij een persoon? Wat wordt gevoeld? Gedaan? 

Een interactieve film

Slide 14 - Tekstslide

Mensen met een angststoornis hebben last van een aantal lichamelijke klachten (arousel) en kunnen paniekaanvallen hebben. Wat gebeurt er dan met iemand? 
4

Slide 15 - Video

Deze slide heeft geen instructies

01:18
Wanneer vertelt Nick dat zijn angst pathologisch is geworden?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

02:08
Welke signs vertelt Nick over zijn paniekaanval?
A
trillen , bradycardie
B
RR stijging, tachycardie
C
RR stijging, bradycardie
D
trillen, niet aanspreekbaar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

03:04
Wat zijn de maatschappelijke gevolgen van zijn angst?
A
verlies van vrienden en werk
B
decorumverlies
C
onmacht en schaamte
D
verlies van zelfvertrouwen

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

05:10
Wat vertelt Nick hoe je volgens hem het beste ermee kan omgaan als buitenstaander?
A
doorvragen
B
luisteren
C
liefde tonen
D
betrokken zijn

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Link

Website  met de GGZ standaard angststoornissen . Dit is een kwaliteitsstandaard waarin beschreven wordt hoe de diagnose, behandeling en verpleegkundige zorg tot stand komt. Kwaliteiten standaarden zijn heel gebruikelijk in de zorg en dragen bij aan de kwaliteit van zorg voor onze patiënten, cliënten, bewoners.

De GGZ heeft veel richtlijnen gemaakt die bijzonder nuttig zijn voor haar zorgverleners en cliënten!

Dwangstoornissen

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

De behandeling van angst en dwangstoornissen bestaat uit onder ander cognitieve therapie. Een onderdeel uit deze cognitieve therapie is onder ander het g schema.

Studenten zullen cognitieve therapie de komende weken vaker tegenkomen als therapie bij psychiatrische ziekten.
Laat de studenten eens nadenken over waarom dit helpend kan zijn voor een zorgvrager om dit schema te hanteren

Andere vragen:
Wat is een paniekaanval en hoe ontstaat het?
Wat is je rol als verpleegkundige tijdens een paniekaanval?
Hoe kun je het stabiliseren van een paniekaanval relateren aan zelfmanagement?

Een veelgebruikte methodiek onder verpleegkundigen is het G-schema, ook wel gedachteschema genoemd. Het G-schema helpt de patiënt om gedachten en gevoelens naar aanleiding van een gebeurtenis uit elkaar te halen. De patiënt onderzoekt zelf  of de eigen gedachten in de betreffende situatie wel kloppen, of niet. Met als doel om de niet-helpende (irrationele) gedachten, die leiden tot disfunctioneel gedrag, om te buigen naar helpende gedachten, die bijdragen aan meer wenselijk gedrag.
Een gedachteschema bevat de volgende 
5 G’s.
1.Gebeurtenis: waar, met wie, wat gebeurde er? Wat zou een filmcamera hebben vastgelegd in die situatie?
2.Gedachte(n): wat dacht ik of zei ik tegen mezelf? Wat ging er door mijn hoofd? Wat vond ik van de situatie?
3.Gevoel: wat voelde ik, welke emoties had ik (4 B’s: boos, bang, blij, bedroefd)?
4.Gedrag: wat deed ik? Wat was mijn reactie?
5.Gevolg: wat was het gevolg van hetgeen ik deed of van mijn reactie?

Wat houdt een
exposure & responsepreventie therapie in?

Omschrijf dit kort met eigen woorden

Slide 23 - Open vraag

Effectiviteit
Exposure in vivo in combinatie met responspreventie dient standaard psychotherapeutische behandeling te zijn bij OCS.
Wijze en duur van toepassing
Neem voor de sessies waarin exposure en responspreventie wordt toegepast voldoende tijd zodat de angst van patiënt tot een aanvaardbaar niveau is gereduceerd. Zorg ervoor dat patiënt daarbij geheel afziet van zijn dwangrituelen.
Pas indien mogelijk graduele exposure in vivo toe en doe dat bij voorkeur in groepsverband om vervolgens huiswerkopdrachten mee te geven betreffende exposure en responspreventie door de individuele patiënten zelf thuis uit te voeren.
Maak bij cognitieve dwang onderscheid tussen angst-verwekkende en angst-reducerende gedachten. Stel bloot aan de eerste en voorkom de tweede.
Verpleegkundige zorg bij angststoornissen


En OCS 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Waar vindt de behandeling plaats van iemand met een angststoornis?
A
thuis
B
in de kliniek
C
thuis en de kliniek

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling angststoornissen en verpleegkundige zorg
Psycho educatie
Cognitieve gedragstherapie
Farmacotherapie
Trimbos interventies
(websites en apps)



Slide 27 - Tekstslide

Ambulante behandelteam werkt samen met de client aan interventies

Gedragstherapeut + sociaal psychiatrisch verpleegkundige + ver[pleegkundig specialist GGZ) 
NANDA-I Diagnosen
Complexe diagnosen

Deel 4 in Carpenito's
Diagnostische Clusters 
PSYCHIATRISCHE ZIEKTEBEELDEN

Slide 28 - Tekstslide

We gaan kijken hoe we een verpleegkundige diagnose kunnen stellen.

Benoem dat dit complex is en van een eerstejaars nog niet verwacht wordt maar dat we wel willen stimuleren dat studenten kritisch gaan leren denken en kijken naar de tot standkoming van een PESS/PR

verwijs naar Carpenito NANDA diagnosen in:
Deel 1 (algemeen) 
Deel 2 = Welzijnsdiagnosen
Deel 4 = Diagnostische clusters en dan met name de clusters behorende bij de subgroep: PSYCHIATRISCHE ZIEKTEBEELDEN


Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke verpleegkundige problemen kan je bedenken bij angststoornissen?

Slide 31 - Woordweb

Open Carpenito (NNN-I) Open Diagnostische clusters Deel IV (pagina 897)
complexiteit is hoog
PESSen = een werkwoord

Slide 32 - Tekstslide

De NANDA kent geen specifieke diagnoselabel voor dwanghandelingen. Die diagnose is echter heel kenmerkend voor obsessief-compulsieve en verwante stoornissen en verdient daarom wel degelijk verpleegkundige aandacht.

De verpleegkundige heeft er in de praktijk immers veel mee te maken (Berkenbosch en Goossens 2013).

 Volgens Vossen (2008) kan dit verpleegprobleem (P) omschreven worden als een stoornis in de wil die zich kenmerkt door het ontbreken van controle over eigen handelingen, met name het stoppen met die handelingen.

Emotionele stress en angst (E) hebben naast beperkingen in de copingvaardigheden invloed op het ontstaan of toename van dwanghandelingen.

Dwanghandelingen hebben als uitingsvorm (S) het uitvoering geven aan bezwerende handelingen, niet te stoppen handelingen of angst als deze handelingen wel onderbroken of gestopt worden. Ook herhaling van handelingen, juist als deze niet meer bij de situatie passen is een typische uitingsvorm (tab. 5.5).Tabel Verpleegkundige interventies en zorgresultaten bij diagnose ‘dwanghandelingen’
bekrachtigen adequaat gedrag
controle over dwanghandelingen
 aanbod van activiteitenprogramma
  relaxatietraining
  betrekken mantelzorgers
  inzicht geven in dwang
Voorbeelden van verpleegdoelen bij dwanghandelingen:
* patiënt herkent de eigen dwanghandelingen;
 hij bespreekt gevoelens die samenhangen met de dwanghandelingen;
 hij demonstreert afname van dwanghandelingen;
 Hij is in staat zichzelf te corrigeren als de dwanghandelingen terugkeren.

Slide 33 - Tekstslide

Doorloop hardop het voorbeeld van de > DWANGNEUROSE  die een of meerdere verpleegkundige diagnosen in de etiologie kan hebben !!

Bespreek ook dat het methodisch beredeneren van de ICF factoren en bijvoorbeeld de ASE determinanten kunnen bijdragen aan het correct beredeneren van de ETIOLOGIE.

Benoem ook dat studenten dit in hun stage niet alleen hoeven te beredeneren maar geef aan dat wanneer je op deze manier kunt kijken naar je clienten dat je steeds beter kunt kritisch & klinisch kunt gaan redeneren in de praktijk. 

Laat de student weten dat de etiologie complex is en dat het vaker ook een medische component heeft omdat je in een multidisciplinair team werkt.

Slide 34 - Tekstslide

Angst en dwang
Beschrijft de symptomen, het beloop en de oorzaken van angststoornissen en dwangstoornissen [2];
Beschrijft de behandeling van angststoornissen en dwangstoornissen [2];
Legt uit welke gezondheids-en bestaansproblemen mensen met een angst- en dwangstoornis ervaren [2,5];
Benoemt de kern van de verpleegkundige zorg bij zorgvragers met angststoornissen en dwangstoornissen [2,3].
G-schema
Beschrijft de inzet van het G-schema in de GGZ op hoofdlijn, inclusief de rol van de verpleegkundige in deze [2,3,5]
Exposure-respons preventie therapie
Beschrijft de inzet van Exposure-respons preventie therapie in de GGZ op hoofdlijn, inclusief de rol van de verpleegkundige in deze [2,3,6]
Diversiteit in de GGZ
Kent verschillende percepties van psychiatrische stoornissen in andere culturen en heeft daarbij aandacht voor somatiseren/ somatisatie [2,5,6]