§2.4 Geografische vragen (1)

§2.4 Geografische vragen en werkwijzen (1)
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

Onderdelen in deze les

§2.4 Geografische vragen en werkwijzen (1)

Slide 1 - Tekstslide

Gebruik bron 2 van blz. 38.
Het Verenigd Koninkrijk is een voorbeeld van situatie....
A
1
B
2
C
3
D
5

Slide 2 - Quizvraag

Antwoord vraag 9 §2.3 (1)
US-Mexico: gebouwd om illegale migratie vanuit Mexico naar de VS tegen te gaan. Beroemde/beruchte leus van Trump in verkiezingscampagne in 2016. Is niet veel van terecht gekomen. Gebouwd om economische redenen.
Marokko-Westelijk Sahara: gebouwd om rebellen/vrijheidsstrijders uit Westelijk Sahara tegen te houden. Ideologische redenen.
Homs (Syrië): gebouwd om verschillende bevolkingsgroepen te scheiden. De verschillende groepen vechten tegen elkaar in de burgeroorlog. Cultureel-ideologische redenen.

Slide 3 - Tekstslide

Antwoord vraag 9 (2)
India-Bangladesh: Volgens India nodig om vluchtelingen en terroristen tegen te houden, Ook tegen smokkelaars. Eigenlijk om alle redenen.
São Paulo (Brazilië): bedoeld om de 'rijke' woonwijk te 'beschermen' tegen de arme bewoners van de stad. Gebouwd om economische redenen.
Israël-Westelijke Jordaanoever: gebouwd door Israël om, volgens hen, terroristen tegen te houden. De Palestijnen zeggen dat het bedoeld is om land in te pikken en hen economisch te isoleren. Gebouwd om economisch-ideologische redenen.

Slide 4 - Tekstslide

Antwoord vraag 9 (3)
Griekenland-Turkije: Door Griekenland gebouwd om vluchtelingen (uit Syrië o.a.) tegen te houden. Om economisch-culturele redenen.
Noord-Ierland (Belfast): gebouwd om woonwijken te scheiden. In de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw werd Noord-Ierland verscheurd door geweld tussen pro-Engelse protestanten (loyalists) en pro-Ierse katholieken (nationalists). Gebouwd om cultureel-ideologische redenen.


Slide 5 - Tekstslide

Antwoord vraag 9 (4)
Noord- en Zuid-Korea: tussen 1950 en 1953 voerden de beide Korea's oorlog. Er werd een wapenstilstand getekend, maar nog steeds geen officiële vrede. Gebouwd om ideologische redenen.
Spanje-Marokko: Spanje heeft een paar gebieden (enclaves) in Marokko. Om toestroom van vluchtelingen tegen te gaan is er een muur gebouwd, dus vooral om economische redenen.

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg §2.4 (1)
Bij aardrijkskunde wil je een zo duidelijk mogelijk 'beeld' krijgen/geven van een gebied. Dat doe je door vragen te stellen. Om die vragen te beantwoorden heb je bronnen nodig.
Je beschrijft menselijke en natuurlijke verschijnselen in een gebied. Je kijkt ook naar overeenkomsten en verschillen met andere gebieden. Je probeert die overeenkomsten en verschillen ook te verklaren.
Bij sociale geografie kijken we naar de menselijke verschijnselen, zoals spreiding van culturen, economische ontwikkeling of samenstelling van de bevolking.
Bij fysische geografie kijken we naar de natuurlijke verschijnselen van de aarde, zoals klimaat, landschappen, vulkanisme.

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg §2.4 (2)
Om een compleet beeld te krijgen, kijk je naar 4 groepen kenmerken:
(1) absolute en relatieve ligging: absolute ligging is met de coördinaten (bv. 52° N.B. en 6° O.L.). De relatieve ligging is bv. Nederland ligt ten westen van Duitsland. Je hebt ook nog de relatieve en absolute afstand. De laatste veranderd niet. Het aantal kilometers tussen A en B blijft gelijk, maar de tijd die je erover doet om van A naar B te komen hangt af van het vervoersmiddel of de route. Denk bijv. aan de Kanaaltunnel waardoor de reistijd tussen Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk korter werd.
(2) eigenschappen van het gebied. Je moet hierbij denken aan het landschap en klimaat van een gebied. Maar ook aan de menselijke activiteit in een gebied, dus bijv. bevolkingsspreiding, bodemgebruik.

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg §2.4 (3)
(3) bevolkingskenmerken. Daarbij onderscheid je 4 groepen:
(a) culturele kenmerken, zoals taal, godsdienst, etc.
(b) economische kenmerken, zoals inkomen, verdeling beroepsbevolking.
(c) demografische kenmerken, zoals geboorte- en sterftecijfer, leeftijd.
(d) politieke kenmerken, zoals verdeling macht, politiek systeem
(4) contacten en relaties, zowel binnen als buiten het gebied.

Slide 9 - Tekstslide

Uitleg §2.4 (4)
Om een goed beeld van een gebied te krijgen moet je (geografische) vragen stellen. Er zijn verschillende soorten vragen. In de volgende slides zal ik die soorten vragen bespreken.
Om die vragen te kunnen beantwoorden heb je informatie nodig. Die kun je verzamelen door ter plaatse zelf onderzoek (veldwerk) te doen, maar dat is vaak niet mogelijk. Daarom zoek je de informatie in andere bronnen, zoals teksten, beeldmateriaal en cijfers. Die cijfers staan vaak in tabellen en grafieken. Bij aardrijkskunde gebruiken we natuurlijk ook veel kaarten.

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg §2.4 (5)
Dus om een goed geografisch beeld te krijgen moet je vragen stellen. Er bestaan vijf verschillende soorten vragen. Die ga ik nu stuk voor stuk bespreken.
(1) Beschrijvende vragen. Dat zijn eigenlijk de meest simpele en voor de hand liggende vragen als "Waar?", "Wat?" of "Wie?". Het antwoord geeft een beschrijving.
(2) Verklarende vragen. Je gaat op zoek naar een verklaring/oorzaak van iets. Vragen beginnen vaak met "Waarom?".

Slide 11 - Tekstslide

Uitleg §2.4 (6)
(3) Voorspellende vragen. Deze vragen gaan over de toekomst. Er zit vaak een tijdsaanduiding in de vraag en die begint vaak met "Hoe?" (bijv. Hoe zal de energievoorziening in Nederland er over 10 jaar uitzien?)
(4) Waarderende vragen. Deze vragen gaan vaak om een mening. Je vraagt je af wat anderen/de betrokkenen ervan vinden. Daarbij gebruik je ook argumenten.
(5) Probleemoplossende vragen. Hiermee zoek je naar realistische oplossingen van problemen rond het onderwerp. Je zoekt naar voor- en nadelen van oplossingen en probeert met argumenten de juiste oplossing te kiezen. Het antwoord op zo'n vraag is dus vaak een voorstel of een plan.

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg §2.4 (7)
Bij je onderzoek gebruik je verschillende geografische werkwijzen.
(1) Wisselen van geografisch schaalniveau. Je kijkt bijv. naar een probleem op regionaal       niveau en vervolgens op nationaal niveau.
(2) Gebieden indelen in deelgebieden. Bijv. welke cultuurgebieden zijn er in Europa.
(3) Bekijken vanuit verschillende dimensies. Daarvoor moet je weer terug naar                     Hoofdstuk 1 §4. 
(4) Vergelijken van verschijnselen. Iets wat in gebied A zo is, kan in gebied B heel 
     anders zijn. 
(5) Het leggen van verbanden. Dingen staan meestal niet op zichzelf, maar hebben 
     verbanden.

Slide 13 - Tekstslide

Huiswerk
Maak voor de volgende keer §2.4 vragen 1 en 2. De kaarten voor vraag 1 zitten als bijlage in Magister.
Upload de uitwerkingen naar Opdrachten.

Slide 14 - Tekstslide