Vitale functies

Quiz Vitale functies
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Quiz Vitale functies

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedsomloop

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De hartslag voel je het beste bij de ellepijp ( ulnaris)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat controleer je bij het tellen van een hartslag?
A
de frequentie en de vulling
B
B: De frequentie, de vulling, gelijkmatigheid en de spanning
C
C: De vulling, gelijkmatigheid en de kleur van de huid
D
D:De vulling, frequentie, gelijkmatigheid en temperatuur van de huid.

Slide 4 - Quizvraag

* Frequentie. De normale hartfrequentie ligt bij volwassenen tussen de 60 tot 100 slagen per minuut
* Regelmaat. De hartslag hoort regelmatig te zijn, wat betekent dat de slagen elkaar opvolgen met gelijke pauzes ertussen.
* Vulling. De vulling is de hoeveelheid bloed die per samentrekking van het hart in de slagaders wordt geperst. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een grote, normale en geringe vulling.
* Gelijkmatigheid. De gelijkmatigheid betekent dat er bij elke samentrekking van het hart evenveel bloed wordt rond gepompt.
* Spanning. De spanning is de druk in de vaten. Deze is goed te voelen bij een hele hoge of hele lage druk. Een hartslag die je niet goed kunt voelen, wijst op een lage bloeddruk. 
Waar kun je nog meer de hartslag voelen?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar kun je de temperatuur meten?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Je spreekt van koorts op het moment dat je een temperatuur meet van 37.8
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

37.5 tot 38.0 graden subfebriele verhoging.
38.0 en hoger koorts
Een koude rilling ontstaat meestal na een koortspiek
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Een koude rilling ontstaat meestal voor een koortspiek. Je lichaam vecht tegen een infectie. Virussen en bacteriën gedijen namelijk het beste bij onze lichaamstemperatuur. Bij een hogere temperatuur groeien ze niet zo snel.
Daarom zet je lichaam de interne thermostaat (de hypothalamus in je brein) een paar tikkies hoger dan je gebruikelijke temperatuur. Het gevolg? Je voelt je koud en je lichaam gaat bijstoken tot het de gewenste temperatuur haalt. Dat bijstoken doet je lijf door extra vetcellen te verbranden en bloedvaten dichtbij je huid te vernauwen waardoor je minder warmte verliest (en witjes wegtrekt). En door je spieren te laten rillen. Bij al die spieraanspanningen komt veel warmte vrij.
Wat zijn de meest voorkomende verschijnselen van koorts
A
Transpireren, onrust, rode gelaatskleur en een verlaagde hartslag
B
Onrust, rode gelaatskleur, transpireren en een verhoogde hartslag.
C
Transpireren, onrust, rode gelaatskleur en een verhoogde bloeddruk
D
Onrust, rode gelaatskleur, transpireren en een lage bloeddruk

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een normale ademhaling varieert tussen de 20 en 25 ademhalingen per minuut
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Normale ademhaling ligt tussen de 15 en 20 ademhalingen per minuut.
Hoe wordt een normale ademhaling ook wel genoemd?
A
tachypneu
B
cheyne stokes
C
eupneu
D
kussmaul

Slide 12 - Quizvraag

Benaming Eupneu:
normale ademhaling
Tachypneu:
versnelde ademhaling
Hyperventilatie:
versnelde en diepe ademhaling
Cheyne-Stokes:
snelle en diepe ademhalingen, vervlakkend totdat een pauze (20-60 sec) intreedt
Kussmaul:
snelle (>20/min), zeer diepe (op zuchten lijkende), moeizame ademhaling, zonder pauze

Bij het tellen van de ademhaling begin je bij de uitademing
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Aandachtspunten
* De ademhaling kan variëren onder invloed van inspanning, ziekte, pijn of stress.
* Om de adembewegingen duidelijker te zien, kan een arm van de cliënt over de borst worden gelegd.
* De ademhaling kan veranderen wanneer de aandacht erop wordt gevestigd. Emoties beïnvloeden de ademhaling. Tel eventueel de ademhaling meteen na het polstellen zonder het de cliënt te zeggen, terwijl de vingers nog aan de pols liggen.

De bloeddruk of tensie is de vloeistofdruk gemeten in het aderlijke systeem
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

De bloeddruk: is de druk die op het bloed in de bloedvaten staat (in het slagaderlijke systeem). De bloeddruk wordt onder meer veroorzaakt door de slagkracht van het hart, de totale hoeveelheid bloed in het lichaam en de elasticiteit van de bloedvaten.
De normaal waarde van de bovendruk ligt tussen de 100 en 120 mmHg dit noem je de diastole
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je gaat bij een patiënt gedurende 15 seconden de pols tellen. Je telt 15 slagen.
De patiënt heeft een hartslag van:
A
45
B
30
C
60
D
75

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies