- Les 1: Leesvaardigheid (herhaling H1 - H2) - Les 2: Leesvaardigheid (H3) - Les 3: Leesvaardigheid (H3) óf lezen/recensie
WK 45
- Les 1: Leesvaardigheid (herhaling H1 - H3) - Les 2: Leesvaardigheid (herhaling H1 - H3) - Les 3: Toets leesvaardigheid H1 - H3
Slide 4 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het eind van deze les kun je..
- verbindingsmanieren benoemen - alineaverbanden en signaalwoorden van H1 en H2 herkennen - het onderwerp en de hoofdgedachte bepalen
Slide 5 - Tekstslide
Invuloefening
Vul achter de gegeven tekstverbanden de omschrijving in en geef minstens 3 bijbehorende signaalwoorden.
Af? Bedenk bij ieder tekstverband een voorbeeld-zinnetje of ga alvast verder met opdr. 4.
Uitwerking kun je goed gebruiken als samenvatting.
timer
10:00
Slide 6 - Tekstslide
Uitspraak-opsomming en uitspraak-tegenstelling
Uitspraak-opsomming: na een uitspraak of bewering worden verschillende dingen achter elkaar opgenoemd.
Uitspraak-tegenstelling: na een uitspraak of bewering wordt meteen het tegenovergestelde beweerd.
Ik werk tot zes uur. Verder heb ik nog een afspraak om zeven uur.
De trein naar Almere vertrekt nu, maar die naar Amsterdam vertrekt pas over een half uur.
Slide 7 - Tekstslide
Uitspraak-voorbeeld
Uitspraak-voorbeeld: een uitspraak of bewering wordt gevolgd door een of meer voorbeelden.
In de kantine kun je verschillende broodjes kopen, bijvoorbeeld pistolets met kaas of bruine bollen met salami.
Slide 8 - Tekstslide
Middel-doel en oorzaak-gevolg
Middel-doel: iets wordt gebruikt of gedaan (het middel), om iets anders te bereiken (het doel).
Oorzaak-gevolg: iemand doet een uitspraak die een oorzaak bevat. Daarna wordt het gevolg genoemd.
Bas heeft een auto nodig om op tijd op zijn werk te komen.
Het stormde vandaag. Daardoor waaide de fietser van de weg.
Slide 9 - Tekstslide
Uitspraak-voorbeeld
Uitspraak-voorbeeld: een uitspraak of bewering wordt gevolgd door een of meer voorbeelden.
In de kantine kun je verschillende broodjes kopen, bijvoorbeeld pistolets met kaas of bruine bollen met salami.
Slide 10 - Tekstslide
Uitspraak-vergelijking & uitspraak-reden
Uitspraak-vergelijking: Na een uitspraak worden er twee of meer dingen met elkaar vergeleken.
Uitspraak-reden: Na of voor een uitspraak wordt een reden genoemd.
Mijn broer heeft een Apple gekocht, net zo één als Raoul.
Mirjam vindt drie dagen werken genoeg, want zij wil tijd over hebben om te studeren.
Slide 11 - Tekstslide
Uitspraak - voorwaarde
Bij een uitspraak wordt in de zinnen ervoor of erna een voorwaarde bij de uitspraak gesteld. je herkent dit verband aan de signaalwoorden:
mits
als
indien
tenzij
op voorwaarde dat
Als je nu vertrekt, kun je nog op tijd komen voor het concert.
Mits en tenzij
Mits betekent '(alleen) als..', 'op voorwaarde dat'. Tenzij betekent 'maar niet als', 'behalve als'. Mits is juist in bijvoorbeeld 'De hond mag mee het bos in, mits hij aangelijnd wordt': alleen als / op voorwaarde dat de hond is aangelijnd, mag hij mee.
Slide 12 - Tekstslide
Uitspraak - samenvatting
Na één of meer uitspraken worden de belangrijkste punten samengevat. Je herkent dit verband aan signaalwoorden als:
kortom
samenvattend
al met al
met andere woorden
Het bestuur wil strenge maatregelen nemen tegen de speler. De spelersraad vindt dit overdreven en de leider van het team denkt dat een waarschuwing voldoende is. Kortom, het is nog onduidelijk hoe dit gaat aflopen.
Slide 13 - Tekstslide
Uitspraak - conclusie
Na een uitspraak volgt een eindoordeel of een besluit.
Je herkent dit verband aan de signaalwoorden:
dus
concluderend
hieruit volgt..
De docente is vandaag ziek. De les gaat dus niet door.
Slide 14 - Tekstslide
Zelf aan de slag
Maken: opdr. 5 (p.84-86) of opdr. 1 (p. 124-125).
Af? Kijk je werk na. Antwoordbladen liggen op mijn bureau.
Af? Maak een woordzoeker óf neem je samenvatting door.