Paragraaf 5.3 Belasting op shoppen?

Week 15 (vanaf 10 april)
Pincode Hoofdstuk 5. Wat levert het op?
  1. Koop jij op de markt?
  2. Wat wordt de prijs?
  3. Belasting op shoppen?
  4. Wat houd je over?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Week 15 (vanaf 10 april)
Pincode Hoofdstuk 5. Wat levert het op?
  1. Koop jij op de markt?
  2. Wat wordt de prijs?
  3. Belasting op shoppen?
  4. Wat houd je over?

Slide 1 - Tekstslide

Opgave 29 (brutowinstopslag)
Je hebt een internetwinkel in sportartikelen. Je koopt een trainingspak in voor € 22.
Je verkoopprijs is € 39,60.

a. Bereken je brutowinstopslag in euro's.
  • brutowinstopslag = verkoopprijs - inkoopprijs
  • brutowinstopslag = € 39,60 – € 22 = € 17,60
b. Bereken je brutowinstopslag als percentage van de inkoopprijs.
  • percentage = deel ÷ geheel x 100
  • percentage = brutowinstopslag ÷ inkoopprijs x 100
  • percentage = € 17,60 ÷ € 22 × 100 = 80%


Slide 2 - Tekstslide

Opgave 34 (afzet en omzet)
Op de jaarlijkse boekenmarkt verkoop je tweedehands boeken voor € 1,75 per stuk. Aan het eind van de dag is je omzet € 560.

a. Hoeveel boeken heb je verkocht?
  • afzet = omzet  ÷ verkoopprijs
  • afzet = € 560 ÷ € 1,75 = 320 boeken
b. Een jaar later sta je op dezelfde boekenmarkt. Ditmaal is je afzet 400 boeken. De boeken kosten net zoveel als vorig jaar. Hoeveel omzet heb je nu?
  • omzet = afzet x verkoopprijs
  • omzet = 400 × € 1,75 = € 700 omzet

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen H5. Wat levert het op?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 4 - Tekstslide

Welke belastingen ken je?

Slide 5 - Woordweb

BTW
BTW = Belasting over de Toegevoegde Waarde

Het is een belasting die de winkelier moet optellen bij de verkoopprijs. Een andere naam voor BTW is omzetbelasting.

Belasting betaal je aan de overheid. Belasting die je via een winkelier aan de overheid betaalt, is een indirecte belasting. BTW is een voorbeeld van een indirecte belasting.





Slide 6 - Tekstslide

BTW tarieven
Er zijn 3 BTW tarieven:
  1. vrijgesteld = 0% voor gezondheidszorg, onderwijs en vliegen
  2. lage tarief = 9% voor basisbehoeften als levensmiddelen, geneesmiddelen en boeken
  3. algemene tarief = 21% voor de meeste andere producten

Slide 7 - Tekstslide

Consumentenprijs
De winkelier berekent eerst zijn verkoopprijs. Dat is exclusief (= zonder) BTW.
Als consument betaal je de prijs inclusief (= met) BTW. Dat is de consumentenprijs.

Formule: consumentenprijs = verkoopprijs + BTW

Opdracht:
H&M verkoopt T-shirts. De verkoopprijs (exclusief BTW) is € 18. De BTW is 21%. Wat wordt de consumentenprijs (inclusief BTW)?
  • BTW: € 18  ÷ 100 x 21 = € 3,78
  • consumentenprijs: € 18 + € 3,78 = € 21,78


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Terugrekenen BTW
Bij BTW berekeningen is de prijs exclusief BTW (verkoopprijs) altijd 100%.



Terugrekenen van consumentenprijs (inclusief BTW) naar de verkoopprijs (exclusief BTW):
                              Formule: prijs exclusief 9% BTW = prijs inclusief 9% BTW ÷ 109 × 100
                              Formule: prijs exclusief 21% BTW = prijs inclusief 21% BTW ÷ 121 × 100
Opdracht:
De consumentenprijs van een IPhone is € 332,75. Bereken de prijs exclusief BTW (verkoopprijs)?
  • BTW-tarief = 21% dus verkoopprijs (exclusief BTW) = € 332,75 ÷ 121 × 100 = € 275


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Wat voor soort belasting is BTW?
A
directe belasting
B
indirecte belasting
C
inkomsten belasting
D
geen belasting

Slide 12 - Quizvraag

Wat is op dit moment het percentage van het lage BTW- tarief?
A
0%
B
6%
C
9%
D
21%

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het BTW-percentage op een panini broodje in de schoolkantine?
A
0%
B
6%
C
9%
D
21%

Slide 14 - Quizvraag

De verkoopprijs van een fiets is € 500.

Hoeveel is de consumentenprijs?
A
€ 500
B
€ 530
C
€ 545
D
€ 605

Slide 15 - Quizvraag

Een panini broodje in de schoolkantine kost € 2,25.

Wat is de verkoopprijs (exclusief BTW)?
A
€ 1,87
B
€ 2,06
C
€ 2,12
D
€ 2,25

Slide 16 - Quizvraag

Een Samsung Galaxy A34 128GB kost bij Coolblue € 389.

Hoeveel BTW zit daar in?
A
€ 32,12
B
€ 35,01
C
€ 67,51
D
€ 81,69

Slide 17 - Quizvraag

Leerdoelen H5 Wat levert het op?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 18 - Tekstslide

Maakwerk voor de volgende keer



Paragraaf 5.3 Belasting op shoppen?
  • opgaven 36 t/m 52 online maken

Slide 19 - Tekstslide