3F interpunctie

Interpunctie (= leestekens) en hoofdletters

Lesdoelen
  • Je weet hoe je correct hoofdletters en interpunctie gebruikt.
  • Voorbereiding op het instellingsexamen schrijven.
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Interpunctie (= leestekens) en hoofdletters

Lesdoelen
  • Je weet hoe je correct hoofdletters en interpunctie gebruikt.
  • Voorbereiding op het instellingsexamen schrijven.

Slide 1 - Tekstslide

Waarom is interpunctie
belangrijk?

Slide 2 - Woordweb

Interpunctie
Ik houd van je, lieve vriendin.

Ik houd van je lieve vriendin.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Hoofdletters

Slide 6 - Woordweb

Hoofdletters
•  Aan het begin van een zin.
•  Namen, feestdagen, talen en (afleidingen van) aardrijkskundige namen (Ajax, Kerstmis,  (Amerika, Italiaanse steden, Janice van de Berg, Let op: mevrouw Van de Berg).

Geen hoofdletters:
  • namen van schoolsoorten, windstreken, seizoenen, maanden en dagen, periodes (mbo, lente, maart, vrijdag, het oosten, de middeleeuwen);
  • geloven/religies (islam, katholiek) en titels (directeur, minister);
  • samenstellingen van feestdagen (het kerstcadeautje);
  • als de zin begint met een getal en bij: 's ('s Middags eet ik brood.).


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Komma's

Slide 9 - Woordweb

Slide 10 - Tekstslide

de punt 
  • Gebruikt bij afkortingen, indien deze uit meerdere                          letters bestaat, dan een punt na elke letter. Geldt niet voor       afkortingen die letter voor letter worden uitgesproken                 (zoals: wc, tv)
  • Elke zin eindigt met een punt.

Alleen niet bij........

Slide 11 - Tekstslide

Een uitroepteken komt na een uitroep: 
Kom eten!          Pas op!      Zit stil!
Een vraagteken komt na een vraagzin, i.p.v. de punt.
Kom je eten?

Slide 12 - Tekstslide

Aanhalingstekens

Slide 13 - Woordweb

Aanhalingstekens

  • Bij een citaat gebruik je een dubbele punt en aanhalingstekens.
       Mijn baas zei: "Dat heb je goed opgelost."
  • Als je een woord ironisch bedoelt.
       Wat 'leuk' dat ik de afwas mag doen.
  • Als het om het woord of de groep woorden zelf gaat.
        In deze stage heb ik geleerd wat 'hard werken' inhoudt.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Aan de slag!
Taal Integraal: 2F/3F Taalverzorging, Interpunctie, Interpunctie: Theorie en korte oefening (37 vragen).

Slide 17 - Tekstslide