De tweede wereldoorlog - §4 Nederland bezet, deel 2

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Lesopzet

K: presentatie §4.4, deel 2

Z: maken §4.4 (helemaal)

Klaar? Ga verder met je studiewijzer.

Vorige keer...

• Je kunt beschrijven hoe Nederland bezet werd en na 5 jaar bevrijd werd. 
• Je kunt een gevolg van de Duitse bezetting noemen op het gebied van  politiek, economie en de media. 

10 mei 1940

• Nederland was slecht bewapend, toch wisten ze de opmars te vertragen. 

10 mei 1940

• De Nederlandse regering hoopt dat, net als tijdens de Eerste Wereldoorlog, Nederland neutraal zou blijven. 
  
  
• Uiteindelijk wordt pas laat besloten om tóch te mobiliseren en gebruik te maken van de Hollandse Waterlinie.

15 mei 1940

• Om een snelle overgave af te dwingen werd Rotterdam gebombardeerd. 

Politieke gevolgen

• Democratie werd afgeschaft
• Alleen de NSB mocht blijven bestaan. >
• Ze hielpen met het uitvoeren van Duitse maatregelen. 

Gevolgen voor media

• Kranten, radio en tijdschriften mochten alleen positief berichten over Duitsland. 

Economische gevolgen

• De eerste jaren waren gunstig! Bedrijven leverden aan Duitsland >
• Werkloosheid verdween.
  
  
• Later ontstonden tekorten. O.a. Suiker en Kaas op de bon. 

Economische gevolgen

• Vanaf 1942 tekort aan brandstof, voedsel en arbeiders in Duitsland. >
• Mannen moesten verplicht werken in Duitsland.

Economische gevolgen

• Aan het einde van de oorlog vernietiging van infrastructuur. 

September 1944

• Zuiden van Nederland werd bevrijd. 
• Rest van Nederland kreeg te maken met de Hongerwinter. >
• Een tekort aan voedsel en brandstof door stakingen. >
• 20.000 mensen overleden. 

5 mei bevrijding

• Zuiden van Nederland werd bevrijd. 
• Rest van Nederland kreeg te maken met de Hongerwinter. >
• Een tekort aan voedsel en brandstof door stakingen. >
• 20.000 mensen overleden. 

Deze keer...

• Je kunt een voorbeeld noemen van verzet en collaboratie. 

Verzet

• = De bezetter tegen werken.
• Joden helpen onderduiken.

Verzet

• = De bezetter tegen werken.
• Joden helpen onderduiken.
• Overvallen op kantoren met voedsel bonnen.

Verzet

• = De bezetter tegen werken.
• Joden helpen onderduiken.
• Overvallen op kantoren met voedsel bonnen.
• Vervalsen van persoonsbewijzen.

Verzet

• = De bezetter tegen werken.
• Joden helpen onderduiken.
• Overvallen op kantoren met voedsel bonnen.
• Vervalsen van persoonsbewijzen.
• Verzetskranten

collaboratie  

• = actief samenwerken met de Duitsers. 
• Lid worden van de NSB
• Helpen om Joden op te sporen.
• Ook zelf eigen belang.
• Vechten aan het oostfront.
• Na de oorlog werden ze gestraft. (Bijltjesdag)

Verzet

• = De bezetter tegen werken.
• Joden helpen onderduiken.
• Overvallen op kantoren met voedsel bonnen.
• Vervalsen van persoonsbewijzen.
• Verzetskranten
• Aanslagen op Nazi's en NSBers. 

Februaristaking 

• februari 1941
• Duitsers hadden in Amsterdam 400 Joden opgepakt.  = Razzia
• In Amsterdam legden tienduizenden het werk neer. 
• Mensen gingen de straten op.
• Ook in andere steden werd gestaakt. 

Februaristaking 

• Duitsers grepen met geweld in. 
• Vanaf dat moment geen vriendelijke houding meer.

collaboratie  

• = actief samenwerken met de Duitsers. 
• Lid worden van de NSB

collaboratie  

• = actief samenwerken met de Duitsers. 
• Lid worden van de NSB
• Helpen om Joden op te sporen.

collaboratie  

• = actief samenwerken met de Duitsers. 
• Lid worden van de NSB
• Helpen om Joden op te sporen.
• Ook zelf eigen belang.

collaboratie  

• = actief samenwerken met de Duitsers. 
• Lid worden van de NSB
• Helpen om Joden op te sporen.
• Ook zelf eigen belang.
• Vechten aan het oostfront.

collaboratie  

• = actief samenwerken met de Duitsers. 
• Lid worden van de NSB
• Helpen om Joden op te sporen.
• Ook zelf eigen belang.
• Vechten aan het oostfront.
• Na de oorlog werden ze gestraft. (Bijltjesdag)

Verhouding 

• 5% tot 10% verzet
• 5% tot 10% collaboratie
• De grootste groep past zich aan en probeert de oorlog door te komen. 

Deze keer...

• Je kunt een voorbeeld noemen van verzet en collaboratie. 

Lesopzet

K: presentatie §4.4

Z: maken §4.4 (tm vraag 8)

Vanaf blz. 40

Klaar? Ga verder met je studiewijzer.