Wonen MP2 vier nieuwe woorden

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

             Warm-up                     Wie is de dader?

Lees alles goed.

De dader heeft geen blond of grijs haar. 

De dader heeft geen snor. 

De dader heeft geen oorbellen. 

De dader heeft geen bruine ogen.

Wie is het?

Schrijven

Aan het einde van de les:

• Kan ik een verhaal schrijven over mijn woonplaats;

Wat is jouw woonplaats?

De woonplaats is de stad of het dorp waar jij nu woont.

Wat is de naam van jouw woonplaats?

Mijn woonplaats is Helmond

Stappenplan

1. Maak een woordspin over jouw woonplaats

2. Bedenk een titel voor jouw verhaal

3. Denk aan: de titel, hoofdletters en punten

4. Lees goed bij ' je gebruikt' en ' denk aan'.

Woordenschat

Vandaag vier (nieuwe) woorden bij het thema Wonen.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

het verkeer

• alle mensen, fietsen, auto's, bussen en andere voertuigen die op de weg zijn.
• Zin: Het verkeer in de stad is erg druk. Er zijn veel mensen op de straat.

verzamelen

• werkwoord: ik verzamel, hij verzamelt, wij verzamelen;
• dingen die bij elkaar horen, samen brengen;
• Zin: Hij verzamelt allemaal spullen van FC Barcelona. Hij heeft al heel veel spullen daarvan.

de wijk

• een deel van een stad of dorp;
• elke wijk heeft een andere naam:
• zin: Ik woon in Den Helder, in de wijk Nieuw Den Helder. Mijn vriend woont in Den Helder, in de wijk Visbuurt.

het noorden, het oosten, het zuiden, het westen

• Bovenaan zit het noorden, onderaan het zuiden, rechts het oosten en links het westen.
• In het oosten komt de zon op, in het westen gaat de zon onder.
• Zin: Den Helder ligt in het westen van Nederland.
  

In welke zin wordt het woord
verzamelen
goed gebruikt?

1. Ik verzamel boeken. Ik heb er 1.
2. Ik verzamel boeken, Ik heb er 3.
3. Ik verzamel boeken, Ik heb er 50.
4. Ik verzamel boeken, Ik ga altijd naar de bibliotheek.

Waar zie je:
de wijk

1. 
2. 
3. 

Maak een zin met het woord:
(het) verkeer

Noord Brabant

Groningen

Drenthe

Zuid Holland

Opdracht: welk woord hoort in de zin?

Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Wil jij stoppen met................? Jouw kamer is al vol. Er kan niets meer bij.

Onze .......... is heel leuk. Met onze buren hebben we vaak samen een feest.

In mijn straat is altijd veel....... Het is soms gevaarlijk.

Friesland ligt in het ................. van Nederland.

Zinnen maken

De docent zegt een naam. Hoor je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

De woorden: verzamelen, het verkeer, de wijk, het noorden/oosten/zuiden/westen

Aardrijkskunde

In welke provincie woon jij?

Plein 16

We werken samen met een nieuw boek: Plein 16. 

Dit zijn verschillende opdrachten:

• luisteropdrachten
• leesopdrachten
• schrijfopdrachten