Herhaling 4.7 (enkelvoudige en samengestelde zinnen) en start 4.8 (voegwoord)

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is het verschil? 
Herhaling par. 4.7 (blz. 55)

Ik ga elke dag naar mijn oma.
Ik ga elke dag naar mijn oma omdat ze alleen is.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe herken je een hoofdzin?

Slide 3 - Open vraag

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin > 1 persoonsvorm en 1 onderwerp
Enkelvoudige zin > wordt ook wel een hoofdzin genoemd
Hoofdzin > in een hoofdzin staan het onderwerp en de persoonsvorm naast elkaar (er kan niks tussen staan)

Ik ga elke dag naar school. 
Jasmijn heeft haar diploma gehaald. 



Slide 4 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Samengestelde zin > heeft meer dan 1 persoonsvorm

Samengestelde zin >
hoofdzin + hoofdzin 


Ik ga elke dag naar school en mijn moeder gaat elke dag naar haar werk.

Mijn nichtje is
heel blij want ze is vandaag jarig.  

Slide 5 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Samengestelde zin > heeft meer dan 1 persoonsvorm

Samengestelde zin > hoofdzin + bijzin


Ik ga elke week sporten omdat ik daar energie van krijg.

Mijn nichtje is heel blij omdat ze vandaag jarig is.

Slide 6 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Samengestelde zin > heeft meer dan 1 persoonsvorm


Samengestelde zin > hoofdzin + hoofdzin + bijzin

Ik tennis twee keer in de week en Max voetbalt een keer in de week omdat hij daar energie van krijgt.

.

Slide 7 - Tekstslide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Samengestelde zin > heeft meer dan 1 persoonsvorm

Samengestelde zin > bijzin + bijzin + hoofdzin

Terwijl mijn nichtje taart eet, omdat ze jarig is, pak ik
voor iedereen koffie of thee.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je de hoofdzin en de bijzin?

Een bijzin kan niet zonder de hoofdzin staan, want dan is de zin nog niet af. De zin 'omdat ze jarig is' kan niet zonder de hoofdzin ergens staan.

(Terwijl mijn nichtje taart eet), omdat ze jarig is, (pak ik
voor iedereen koffie of thee)

Slide 9 - Tekstslide

Je moet nu vertrekken als je de trein nog wilt halen.
Dit is een:
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 10 - Quizvraag

Ze wil graag op het vwo blijven.
Dit is een:
A
samengestelde zin
B
enkelvoudige zin

Slide 11 - Quizvraag

Voordat ze naar school gaat, eet ze een flink ontbijt.
Deze zin bestaat uit:
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
hoofdzin + bijzin

Slide 12 - Quizvraag

Morgen ga ik tennissen, als het niet te hard regent.
Deze zin bestaat uit:
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
hoofdzin + bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Omdat Fien coronaklachten heeft, mag ze niet naar school.
Deze zin bestaat uit:
A
hoofdzin + hoofdzin
B
bijzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin
D
hoofdzin + bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Voegwoord (par. 4.8, blz. 61)

Een voegwoord verbindt twee zinsdelen of twee zinnen met elkaar. 

Ik ga elke dag naar school en mijn moeder gaat elke dag naar haar werk.
Mijn nichtje is heel blij want ze is vandaag jarig.  

Slide 15 - Tekstslide

Welkom! 
Start met lezen in je nieuwe (!) leesboek
timer
5:00

Slide 16 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin?

Slide 17 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?

Slide 18 - Open vraag

Voegwoord (par. 4.8, blz. 61)

Een voegwoord verbindt twee zinsdelen of twee zinnen met elkaar: 
1. twee zinsdelen: Wij hebben thuis een kat en een hond 

Slide 19 - Tekstslide

Voegwoord (par. 4.8, blz. 61)

Een voegwoord verbindt twee zinsdelen of twee zinnen met elkaar: 
2. hoofdzin + hoofdzin Ga jij vandaag sporten of heb je geen zin? 

Slide 20 - Tekstslide

Voegwoord (par. 4.8, blz. 61)

Een voegwoord verbindt twee zinsdelen of twee zinnen met elkaar: 
3. hoofdzin + bijzin: Ik verwacht dat ik een goed cijfer voor de volgende repetitie haal.  

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het voegwoord in deze zin?
Hij wil graag weten of hij de toets goed gemaakt heeft.
A
wil
B
graag
C
of
D
In deze zin zit geen voegwoord.

Slide 22 - Quizvraag

Hij wil graag weten of hij de toets goed gemaakt heeft.
Dit is een...
A
hoofdzin + bijzin
B
hoofdzin + hoofdzin
C
bijzin + hoofdzin
D
alleen een hoofdzin

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het voegwoord in deze zin?
Toen ik jarig was, kreeg ik van iedereen veel cadeaus.
A
toen
B
was
C
kreeg
D
In deze zin zit geen voegwoord.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het voegwoord in deze zin? Alle leerlingen van deze school hebben dit jaar zes weken zomervakantie.
A
alle
B
deze
C
dit
D
In deze zin zit geen voegwoord.

Slide 25 - Quizvraag

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 
(par. 4.8, blz. 60)
Weet je het nog? 

Slide 26 - Tekstslide

Maak een zin met daarin een persoonlijk én een bezittelijk voornaamwoord.

Slide 27 - Open vraag

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 
(par. 4.8, blz. 60)
Een persoonlijk voornaamwoord (psv) verwijst meestal naar één of twee personen, dingen of begrippen. 

Ik vraag hem om geld. 
Gaan jullie mee met mij

Slide 28 - Tekstslide

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord 
(par. 4.8, blz. 60)
Een bezittelijk voornaamwoord (bzv) geeft aan van wie iets is. Het staat meestal vóór een zelfstandig naamwoord.

Dat is jouw boek. 
Heeft u uw handtekening al gezet? 
Ik vraag om hun toestemming.

Slide 29 - Tekstslide

De gestolen fiets was van mij.

Deze zin bevat een...
A
persoonlijk voornaamwoord (psv)
B
bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Slide 30 - Quizvraag

Zijn grootste hobby is tekenen.

Deze zin bevat een...
A
persoonlijk voornaamwoord (psv)
B
bezittelijk voornaamwoord (bzv)

Slide 31 - Quizvraag

We zijn gisteren met je broer naar zijn nieuwe huis wezen kijken.
Deze zin bevat...
A
één psv, één bzv
B
twee psv, één bzv
C
één psv, twee bzv
D
drie psv

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 10 (blz. 60 e.v.) Opdracht 8 mag je overslaan! 

Nog moeite met enkelvoudige en samengestelde zinnen en/of het voegwoord? Oefen met 'Versterk jezelf'!

Klaar? Ga dan verder met paragraaf 4.9 (blz. 66 t/m 72) 

Slide 35 - Tekstslide

Repetitie H4 
woensdag 25 mei

Slide 36 - Tekstslide