Grammatica zinsontleding par 9, vwo 2

Grammatica zinsdelen par 9
Enkelvoudige en samengestelde zinnen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica zinsdelen par 9
Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je weet wat een samengestelde zin is en je herkent de structuur van een samengestelde zin met twee persoonsvormen.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht
Zoek uit wat een samengestelde zin is. 
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een samengestelde zin?

Slide 4 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een samengestelde zin.

Slide 5 - Open vraag

Zoek uit wat een hoofdzin en een bijzin is. 
timer
2:00

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een hoofdzin?

Slide 7 - Open vraag

Wat is een bijzin?

Slide 8 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een samengestelde zin met twee hoofdzinnen.

Slide 9 - Open vraag

Geef een voorbeeld van een samengestelde zin met een hoofdzin en een bijzin.

Slide 10 - Open vraag

Enkelvoudige zin 
Een enkelvoudige zin heeft maar één persoonsvorm in een zin. 

Ik speel in de zandbak. 
Ik heb in de zandbak gespeeld. 
Ik zou graag in de zandbak willen spelen. 

Slide 11 - Tekstslide

Samengestelde zin
Een samengestelde zin is een zin met meerdere persoonsvormen. 

Ik heb nooit geld bij me, want ik gebruik altijd mijn pinpas. 
Ik had nooit geld bij me, want ik gebruikte altijd mijn pinpas. 

Slide 12 - Tekstslide

Hoofd- en bijzinnen
Ik ga naar huis, want ik ben ziek. 

Ik ga naar huis, omdat ik ziek ben. 

Wat is er anders aan deze twee zinnen? 

Slide 13 - Tekstslide

Hoofdzinnen
Kenmerken van een hoofdzin: 
  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar in de zin en er kan (bijna nooit) een ander zinsdeel tussen geplaatst worden. 
  • De persoonsvorm staat voor in de zin: op de eerste of tweede plaats. 

Slide 14 - Tekstslide

Hoofdzin en hoofdzin: de persoonvorm en het onderwerp staan naast elkaar en er kan (meestal) niets tussen worden geplaatst.
  • Mijn moeder gaat deze week naar haar zus en haar zus komt volgende week bij ons logeren.
  • Ik ga met jou mee of jij gaat met mij mee.
  • Mijn broer gaat niet mee, want hij heeft geen zin.
  • Jouw vader had geen zin, dus ging hij niet.
  • Ik wil wel gaan, maar ik ben niet uitgenodigd.


Slide 15 - Tekstslide

Bijzinnen
Kenmerken van een bijzin: 
  • Tussen onderwerp en persoonsvorm staan andere zinsdelen of er kunnen andere zinsdelen tussen geplaatst worden. 
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de bijzin. 

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin/ bijzin en hoofdzin: Bij een bijzin staat er een zinsdeel tussen het ow en pv of je kan er iets tussen plaatsen.
  • Omdat ik morgen ga trouwen, heb ik vrij gevraagd.
  • Ik heb vrij gevraagd, omdat ik morgen ga trouwen.
  • Ik geloof niet dat hij daar zin in heeft.
  • Aangezien ik jarig ben, nodig ik al mijn vrienden uit.

Slide 17 - Tekstslide

Nevenschikking of onderschikking
Als je twee hoofdzinnen hebt, is er sprake van een nevenschikking. Deze zinnen zijn namelijk even belangrijk en staan dus naast (neven) elkaar.

Als je een hoofdzin en een bijzin hebt, heb je te maken met een onderschikking. De bijzin maakt altijd deel uit van de hoofdzin en is dus minder belangrijk dan (ondergeschikt aan) de hoofdzin.

Slide 18 - Tekstslide

voegwoorden
Er zijn maar 5 nevenschikkende voegwoorden: 
en, maar, dus, want, of
Let op: 'of' kan ook een onderschikkend voegwoord zijn!

Er zijn heel veel onderschikkende voegwoorden, zoals: als, mits, nadat, voordat, omdat, hoewel, ofschoon, terwijl.....

Slide 19 - Tekstslide

Wat is de structuur van deze zin:

Ik heb gelezen dat de laatste ebolapatiënt is genezen.

A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de structuur van deze zin:

Doordat het coronavirus is uitgebroken, gaan we niet naar Engeland.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de structuur van deze zin:

Aangezien er met carnaval altijd veel wordt geknuffeld, is de kans op besmetting groot.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de structuur van deze zin:

Deze week moest de terrorist terecht staan, maar hij erkent onze rechtstaat niet.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 23 - Quizvraag

Welke structuur heeft deze zin:

De verdachte is gek, want hij maakt obscene gebaren naar de rechter.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 24 - Quizvraag

Welke structuur heeft deze zin:

Ik zou wel willen weten of de krant ook leuke berichten kan verspreiden.
A
HZ + HZ
B
HZ + BZ
C
BZ + HZ

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Video

Opdracht
Blz. 222-223
Maak opdracht 2 en 3. Je hoeft niet met haakjes te werken. 

Slide 27 - Tekstslide