WI.2m.t09.les2.1

Thema 9 : vergelijkingen
9.2 Bordjes leggen
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 9 : vergelijkingen
9.2 Bordjes leggen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 9-2
Aan het eind van deze les:

  • weet je wat een vergelijking is
  • kan je een vergelijking oplossen

Let op: bekijk de videos. Tijdens de videos krijg je ook vragen!

Slide 2 - Tekstslide

11. (in je schrift)
Via internet kun je foto's laten afdrukken. Om ze thuis te ontvangen betaal je €3,-. Elke afdruk van een foto kost € 0,20.
Met de formule 0,20a + 3 = k , kun je de kosten uitrekenen.
Hierbij is a het aantal foto's en k de kosten in euro's.

a. Je hebt 20 foto's laten afdrukken. Bereken de kosten.

(maak a en ga daarna naar de volgende slide voor het vervolg van de opdracht)


Slide 3 - Tekstslide

11. (in je schrift)
Via internet kun je foto's laten afdrukken. Om ze thuis te ontvangen betaal je €3,-. Elke afdruk van een foto kost € 0,20.
Met de formule 0,20a + 3 = k , kun je de kosten uitrekenen.
Hierbij is a het aantal foto's en k de kosten in euro's.

a. Je hebt 20 foto's laten afdrukken. Bereken de kosten.
antwoord: 0,20 x 20 + 3 = €7,-
b. Jolien moet €8,- betalen. Welke vergelijking krijgt ze als ze €8,- op de juiste plek invult in de formule?
(bekijk de video op de volgende slide om je te helpen)


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

11. (in je schrift)
Via internet kun je foto's laten afdrukken. Om ze thuis te ontvangen betaal je €3,-. Elke afdruk van een foto kost € 0,20.
Met de formule 0,20a + 3 = k , kun je de kosten uitrekenen.
Hierbij is a het aantal foto's en k de kosten in euro's.

b. Jolien moet €8,- betalen. Welke vergelijking krijgt ze als ze €8,- op de juiste plek invult in de formule?
antwoord: 0,20a + 3 = 8
(8 komt op de plaats van k, van kosten te staan)
c. Laat met een berekening zien dat ze 25 foto's heeft laten afdrukken.



Slide 6 - Tekstslide

11. (in je schrift)
Via internet kun je foto's laten afdrukken. Om ze thuis te ontvangen betaal je €3,-. Elke afdruk van een foto kost € 0,20.
Met de formule 0,20a + 3 = k , kun je de kosten uitrekenen.
Hierbij is a het aantal foto's en k de kosten in euro's.

b. Jolien moet €8,- betalen. Welke vergelijking krijgt ze als ze €8,- op de juiste plek invult in de formule?
c. Laat met een berekening zien dat ze 25 foto's heeft laten afdrukken.
0,20 x 25 + 3 = 8 dus klopt. 25 foto's kosten 8 euro.



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Formule of vergelijking
20 + 3b = 50
Theorie
A
Formule
B
Vergelijking

Slide 9 - Quizvraag

Formule of vergelijking
3u + 2 = v
Theorie
A
Formule
B
Vergelijking

Slide 10 - Quizvraag

Formule of vergelijking
35 = 4k + 2
Theorie
A
Formule
B
Vergelijking

Slide 11 - Quizvraag

Formule of vergelijking
20 + 3b = 50
Theorie
A
Formule
B
Vergelijking

Slide 12 - Quizvraag

12. Faas gaat regelmatig zwemmen. Bij zijn kosten hoort de formule 5a = b. Hierbij is a het aantal keer dat Faas gaat zwemmen en b het bedrag in euro's.

a. In 1 jaar heeft Faas een bedrag van €115,- uitgegeven. Welke vergelijking hoort hierbij?
A
5 x 115 = b
B
5a = 115

Slide 13 - Quizvraag

12. (in je schrift)
12.Faas gaat regelmatig zwemmen. Bij zijn kosten hoort de formule 5a = b. Hierbij is a het aantal keer dat Faas gaat zwemmen en b het bedrag in euro's.

a. In 1 jaar heeft Faas een bedrag van €115,- uitgegeven. Welke vergelijking hoort hierbij?
Antwoord: 5a = 115

b. Laat zien dat a = 23 de oplossing is van de vergelijking

Slide 14 - Tekstslide

12. (in je schrift)
12.Faas gaat regelmatig zwemmen. Bij zijn kosten hoort de formule 5a = b. Hierbij is a het aantal keer dat Faas gaat zwemmen en b het bedrag in euro's.

a. In 1 jaar heeft Faas een bedrag van €115,- uitgegeven. Welke vergelijking hoort hierbij?
Antwoord: 5a = 115

b. Laat zien dat a = 23 de oplossing is van de vergelijking

5 x 23 = 115. Als Faas 23 keer gaat zwemmen dan kost dat 115 euro.

Slide 15 - Tekstslide

4

Slide 16 - Video

00:30-00:34
Welk getal komt er op het
Welk getal moet er op het bordje komen staan om de som kloppend te maken?

Slide 17 - Tekstslide

00:49-00:53
120 : 20 = 6

Slide 18 - Tekstslide

01:18-01:22
Let op: er zit hier een klein foutje in de video. Hij zegt het goed, maar schrijft het fout op

Slide 19 - Tekstslide

01:28-01:32
c = 78 : 26 = 3

Slide 20 - Tekstslide

h = 70 : 7 = 10

Slide 21 - Tekstslide

13a. 2y +1 = 17
Neem de formule over in je schrift. Bekijk de aanpak hieronder en probeer het uit te voren.
Op de volgende slides, wordt de aanpak stap voor stap uitgewerkt

Slide 22 - Tekstslide

13a. 2y + 1 = 17

2y + 1 = 17

Slide 23 - Tekstslide

13a. 2y + 1 = 17

Slide 24 - Tekstslide

13a. 2y + 1 = 17

2y = 16

Slide 25 - Tekstslide

13a. 2y + 1 = 17

2y = 16
y = 16 : 2 = 8

Slide 26 - Tekstslide

Voordat we verder gaan
Gaan we deze bordjesmethode eerst een paar keer oefenen.
Je gaat 6 oefenopdrachten maken.

Slide 27 - Tekstslide

Oefenopdracht1. 3z + 4 = 34

Deze opdracht wordt in de video op de volgende slide uitgewerkt.

Slide 28 - Tekstslide

3

Slide 29 - Video

00:06
Wat komt er op het bordje te staan?

Slide 30 - Open vraag

00:10
Wat is de volgende stap die wordt opgeschreven? (geen spaties)

Slide 31 - Open vraag

00:19
z=
(deelsom en antwoord, zonder spaties)

Slide 32 - Open vraag

Oefenopdracht



2. 2u + 10 = 22
3. 2y + 1 = 17
4. 3c + 8 = 14
5. 2c + 7 = 17
6. 3x + 2 = 5
Maak deze opdrachten in je schrift. Gebruik de stappen uit de aanpak hiernaast.
antw. oefenopdracht 2

Slide 33 - Tekstslide


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof

Slide 34 - Poll


Hoe ging het vandaag met de opdrachten?
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Einde van deze les
Je hebt les 1 helemaal afgerond, super goed!
 
Klaar???
In je schrift: 11 t/m 13 (nagekeken) + oefenopdracht 1 t/m 6 (niet nagekeken)

Als dit niet zo is, ga terug en doe het alsnog.
Als dit wel zo is, ben je klaar met deze les

Slide 36 - Tekstslide