WI.2m.eindtoetsen.thema09

Thema 9: vergelijkingen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 9: vergelijkingen

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van dit thema moet je het volgende kennen/kunnen:
  • Je weet hoe je formules zo kort mogelijk opschrijft.
  • Je kunt een vergelijking met 1 letter oplossen met de bordjesmethode
  • Je kunt een vergelijking met meerdere letters oplossen met de balansmethode + bordjesmethode
  • Je weet wat het omslagpunt is
  • Je weet hoe je het omslagpunt kunt vinden in een grafiek
  • Je weet hoe je een vergelijking opstelt om het omslagpunt te berekenen

Slide 2 - Tekstslide

Tip:
Maak alle opdrachten in je schrift. Ook de opdrachten waarvan je alleen het antwoord invult in lessonup. Op de toets verwachten we namelijk de hele berekening en niet alleen het antwoord.
Hoe meer je oefent met het opschrijven van berekeningen hoe beter en ook sneller je daar in wordt.

Slide 3 - Tekstslide

Formules korter schrijven

Slide 4 - Tekstslide

Theorie formules korter schrijven
1. Het keer teken (x) wordt niet genoteerd tussen een getal en een letter
    Voorbeeld: 3 x s = 5 wordt 3s = 5

2. Gelijksoortige termen (getallen met dezelfde letter) mag je bij elkaar optellen of van elkaar afhalen
   Voorbeeld: 3r + 2r = g wordt 5r = g

3. 1letter schrijven we als letter
   Voorbeeld: 1f + 3 = h wordt f = h
   Voorbeeld 2: -1h + 2 =p wordt -h + 2 = p

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf zo kort mogelijk
(zonder spaties)
3 x f + 2 x f = g

Slide 6 - Open vraag

Schrijf zo kort mogelijk
(zonder spaties)
4 x h + 2 x s = j

Slide 7 - Open vraag

Schrijf zo kort mogelijk
(zonder spaties)
13f - 9f + 2 = k

Slide 8 - Open vraag

Schrijf zo kort mogelijk
(zonder spaties)
18r – 3r + 5r = c

Slide 9 - Open vraag

Schrijf zo kort mogelijk
(zonder spaties)
4h-3h+20=b

Slide 10 - Open vraag

Schrijf zo kort mogelijk
(zonder spaties)
s + s + s + y + y + y + y + 3 = f

Slide 11 - Open vraag

Vergelijkingen oplossen

Slide 12 - Tekstslide

Via internet kun je foto's laten afdrukken. Om ze thuis te ontvangen betaal je €2,50. Elke afdruk van een foto kost € 0,10.
Met de formule 0,10a + 2,50 = k, kun je de kosten uitrekenen.

Hierbij is a het aantal foto's en k de kosten in euro's.

Hoeveel kost het om 20 foto's te laten afdrukken?
A
€2,50
B
€4,50
C
€17,50
D
€50,00

Slide 13 - Quizvraag

Via internet kun je foto's laten afdrukken. Om ze thuis te ontvangen betaal je €2,50. Elke afdruk van een foto kost € 0,10.
Met de formule 0,10a + 2,50 = k, kun je de kosten uitrekenen.

Hierbij is a het aantal foto's en k de kosten in euro's.

De kosten zijn €15,-. Hoeveel foto's heb je laten afdrukken?
tip
Gebruik hiervoor de bordjesmethode
A
10
B
15
C
20
D
25

Slide 14 - Quizvraag

Theorie: de bordjes methode

Slide 15 - Tekstslide

Los in je schrift op met de bordjesmethode
Vul hier alleen het antwoord in
2y + 1 = 17
y = ...

Slide 16 - Open vraag

2y + 1 = 17
Vind je dit nog lastig?
Bekijk dan de video op de volgende slide.

Als je het snapt, mag je doorklikken voor een paar oefenopdrachten.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Om te oefenen
Antwoorden

Slide 19 - Tekstslide

Los in je schrift op met de bordjesmethode
Vul hier alleen het antwoord in
9r + 16 =21
r = ... (rond af op 2 decimalen)
Bekijk de video op de volgende slide als je deze vraag fout hebt

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video

De balans methode

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Los in je schrift op met de bordjesmethode
Vul hier alleen het antwoord in
6x + 3 = 4x + 7
r = ... (rond af op 2 decimalen)
Bekijk de video op de volgende slide als je deze vraag fout hebt

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Los in je schrift op met de bordjesmethode
Vul hier alleen het antwoord in
8a + 2 = 4a + 30
r = ... (rond af op 2 decimalen)
Bekijk de video op de volgende slide als je deze vraag fout hebt

Slide 29 - Open vraag

Om te oefenen
16 a + 2 = 8 a + 18
Antwoord

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Het omslagpunt

Slide 33 - Tekstslide

1

Slide 34 - Video

05:23
Los verder op.
A=...
Als je zo de video verderkijkt, zal je zien dat zij een andere oplosmethode gebruiken. Ze komen wel tot hetzelfde antwoord.

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

Antwoord 36
Antwoord 37

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Antwoord vorige opdracht
Klik op de cirkel voor het antwoord

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Antwoord vorige opdracht
Klik op de cirkel voor het antwoord

Slide 42 - Tekstslide

Einde van deze les
Je hebt les 1 helemaal afgerond, super goed!
 
Je hebt nu de grote lijnen van thema 9 herhaald. Het is slim om de onderdelen die je lastig vond nog extra te oefenen.
Op de volgende slide vind je de link naar thema 9.

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Link