welke vorm van de verleden tijd kun je op twee manieren vertalen
A
ἐνομίζεν
B
ἐνομίζον
C
ἐνομίζομεν
D
ἐνομίζετε
Slide 11 - Quizvraag
welke vorm is een verleden-tijd
A
ἔτε
B
ἦθε
C
ἄτε
D
ἦτε
Slide 12 - Quizvraag
welke verleden tijd komt van een ww met een -ε- stam
A
ἔχαιρον
B
ἤθελον
C
ᾔτουν
D
ἀπέκτεινον
Slide 13 - Quizvraag
ἐθέλομεν
A
praesens
B
imperfectum
Slide 14 - Quizvraag
het imperfectum van ὁμολογέω is
A
ὡμολόγουν
B
ὡμολόγον
Slide 15 - Quizvraag
ἤθελον
A
praesens
B
imperfectum
Slide 16 - Quizvraag
ἥκομεν
A
imperfectum
B
praesens
C
imperfectum en praesens
D
kan niet
Slide 17 - Quizvraag
ᾔτουν is het imperfectum van
A
εἰτέω
B
αἰτέω
C
ηἰτέω
Slide 18 - Quizvraag
SAMENGESTELDE WERKWOORDEN
Veel werkwoorden zijn samengesteld, d.w.z. ze beginnen met een voorzetsel. Bij samengestelde werkwoorden staat het augment achter het voorzetsel.
Slide 19 - Tekstslide
welk werkwoord is samengesteld?
A
εὑρίσκω
B
ἱκετεύω
C
ἀκούω
D
ἀναβαίνω
Slide 20 - Quizvraag
SAMENGESTELDE WERKWOORDEN
Eindigt het voorzetsel op een klinker (ἀπό, διά, κατά, ἀνά, παρά, ὑπό, ἐπί), dan komt in de verleden tijd het augment in plaats van deze klinker. Voorbeelden:
Slide 21 - Tekstslide
ἐπιθυμέω =
ἀναβαίνω =
ἐνδύνω =
ἀποφέρω =
Een uitzondering vormen ww met het prefix περί:
ἐπεθύμουν
ἀνέβαινον
ἐνέδυνον
ἀπέφερον
περιέβαινον.
Slide 22 - Tekstslide
Het imperfectum
Bij πρό kan samentrekking van de ο en het augment ἐ- plaatsvinden, maar dat hoeft niet: