Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
persoonlijk voornaamwoorden en voorzetsels 4de naamval
THEMA: persoonlijk en vragend voornaamwoorden
Doelen:
je weet de vertaling van persoonlijk en vragend voornaamwoorden in het Duits
je kunt het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de 4de naamval gebruiken
1 / 19
volgende
Slide 1:
Tekstslide
In deze les zitten
19 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
THEMA: persoonlijk en vragend voornaamwoorden
Doelen:
je weet de vertaling van persoonlijk en vragend voornaamwoorden in het Duits
je kunt het persoonlijk en vragend voornaamwoord in de 4de naamval gebruiken
Slide 1 - Tekstslide
Wat is een persoonlijk en vragend voornaamwoord in het Nederlands?
Slide 2 - Open vraag
Opdracht:
Sleep de juiste vertalingen van persoonlijk en vraagend voornaamwoord bij elkaar.
ich
du
Sie
sie (mv)
ihr
wir
es
sie (ev)
er
wer
was
jullie
u
ik
het
zij (mv)
jij
zij (ev)
wij
hij
wie
wat
Slide 3 - Sleepvraag
Wat veranderd in deze zinnen?
Ik koop een pizza voor mij.
Ik koop een pizza voor jou.
Ik koop een pizza voor hem/ haar.
Ik koop een pizza voor ons.
Ik koop een pizza voor jullie.
Ik koop een pizza voor hen.
Slide 4 - Tekstslide
Wat veranderd in deze zinnen?
-> het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
veranderd
Ik koop een pizza voor
mij
.
Ik koop een pizza voor
jou
.
Ik koop een pizza voor
hem/ haar
.
Ik koop een pizza voor
ons
.
Ik koop een pizza voor
jullie
.
Ik koop een pizza voor
hen
.
Slide 5 - Tekstslide
Van Nederlands naar Duits
Ik koop een pizza voor
mij
.
Ik koop een pizza voor
jou
.
Ik koop een pizza voor
hem/ haar
.
Ik koop een pizza voor
ons
.
Ik koop een pizza voor
jullie
.
Ik koop een pizza voor
hen
.
Ik koop een pizza voor
wie/ wat
?
Ich kaufe eine Pizza für
mich
.
Ich kaufe eine Pizza für
dich
.
Ich kaufe eine Pizza für
ihn/ sie.
Ich kaufe eine Pizza für
uns.
Ich kaufe eine Pizza für
euch
.
Ich kaufe eine Pizza für
sie
.
Ich kaufe eine Pizza für
wen/ was?
Slide 6 - Tekstslide
Wanneer gebeurt dit?
Er staat een voorzetsel (bij voorbeeld "voor") voor het persoonlijk voornaamwoord.
Het persoonlijk voornaamwoord wordt lijdend voorwerp (4de naamval) in de zin
Slide 7 - Tekstslide
Overzicht
onderwerp
1 de naamval
4de naamval
lijdend voorwerp
ik
ich
mich
jij
du
dich
hij/ zij/ het
er/ sie/ es
ihn/ sie/ es
wij
wir
uns
jullie
ihr
euch
zij/ u
sie/ Sie
sie/ Sie
wie/ wat
wer/ was
wen/ was
Overzicht persoonlijk/ vragend voornaamwoord in de 1de en 4de naamval
Slide 8 - Tekstslide
Overzicht
Nederlands
1 de naamval
4de naamval
Nederlands
ik
ich
mich
mij
jij
du
dich
jou
hij/ zij/ het
er/ sie/ es
ihn/ sie/ es
hem/ haar/ het
wij
wir
uns
ons
jullie
ihr
euch
jullie
zij/ u
sie/ Sie
sie/ Sie
hen/ u
wie/ wat
wer/ was
wen/ was
wie/ wat
Overzicht persoonlijk/ vragend voornaamwoord in de 1de en 4de naamval
Slide 9 - Tekstslide
het persoonlijk voornaamwoord 'du' staat in de eerste naamval (onderwerp in een zin)
A
richtig
B
falsch
Slide 10 - Quizvraag
Het persoonlijk voornaamwoord 'uns' staat in de erste naamval.
A
richtig
B
falsch
Slide 11 - Quizvraag
Het persoonlijk voornaamwoord 'euch' staat in de vierde naamval.
A
richtig
B
falsch
Slide 12 - Quizvraag
mich
Sie
euch
uns
sie (mv)
sie (ev)
ihn
dich
was
wen
u
hen
wat
wie
jullie
ons
haar
hem
jou
mij
Slide 13 - Sleepvraag
1de
ich
du
er/ sie/ es
wir
ihr
sie/Sie
4de
mich
dich
ihn/ sie/ es
uns
euch
sie/ Sie
1. wij Ist das Buch für _________.
2. u, hij Haben ______ einen Stuhl für ___________.
3. ik, zij(ev) _____ kaufe für __________ eine neue Tasche.
4. hij, jullie _____ geht für __________ einkaufen.
5. jij, ik _____ hast den Auftrag für _____ gemacht.
6. wie Für _______ ist das Geschenk?
1de of 4de naamval?
Slide 14 - Tekstslide
1. wij Ist das Buch für
uns
.
2. u, hij Haben
Sie
einen Stuhl für ihn.
3. ik, zij(ev)
Ich
kaufe für
sie
eine neue Tasche.
4. hij, jullie
Er
geht für
euch
einkaufen.
5. jij, ik
Du
hast den Auftrag für
mich
gemacht.
6. wie Für
wen
ist das Geschenk?
Antworten
Slide 15 - Tekstslide
Vul nu in welke persoonlijk en vragend voornaamwoorden in de vierde naamval je nu al hebt onthouden. Noteer ook de vertaling.
Slide 16 - Open vraag
Jij weet de vertaling van de persoonlijk en vragend voornaamwoorden in de 1de en 4de naamval
ik weet geen enkele en moet dit nog leren
ik weet enkele al uit mijn hoofd
ik weet meer dan de helft uit mijn hoofd
ik weet alle uit mijn hoofd
Slide 17 - Poll
Jij kunt de persoonlijk en vragend voornaamwoorden in een zin toepassen
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 18 - Poll
Slide 19 - Video
Meer lessen zoals deze
K2 les 2 grammatik + lezen
Oktober 2024
- Les met
18 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L2 Grammatik
Oktober 2024
- Les met
16 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU3 L1
Oktober 2024
- Les met
26 slides
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
Oktober 2024
- Les met
26 slides
Duits
Secondary Education
3 havo Kapitel 2 4 les DU 4
Oktober 2024
- Les met
23 slides
Duits
Secondary Education
3 h Gesundheit DU4 L1
Oktober 2024
- Les met
20 slides
Duits
Secondary Education
Kapitel 9 - einkaufen wdhlg - mavo3
Juni 2023
- Les met
26 slides
Deutsch
Secondary Education
Kapitel 9 - einkaufen wdhlg - havo/ vwo3
Oktober 2021
- Les met
29 slides
Deutsch
Secondary Education