H11.1 Prinsjesdag

H11.1 Context Prinsjesdag
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H11.1 Context Prinsjesdag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

miljoenennota
troonrede
algemene beschouwingen
tweede dinsdag in september

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00
Politiek

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies


Wat is geen synoniem voor parlement?
A
Volksvertegenwoording
B
Eerste en Tweede Kamer
C
Staten-Generaal
D
Regering

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie zitten er in de Tweede Kamer?
Minister
oppositiepartijen
de koning
fracties
de voorzitter
coalitiepartijen
Staatssecretaris

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

kabinet
Regering
de koning
Ministers
staatssecretaris
Eerste kamer lid

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

zet op de goede volgorde:
regeerakkoord, informateur, campagne, regering, verkiezingen, zetelverdeling, formatie,

Slide 7 - Open vraag

campagne
verkiezingen
zetelverdeling
informateur
regeerakkoord
formatie
regering


Slide 8 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Prinsjesdag is een
A
sociale institutie
B
politieke socialisatie
C
politieke institutie
D
acculturatie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

algemene beschouwingen zijn een
Politieke instituties
Complex van min of meer geformaliseerde regels, die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties rond politieke machtauitoefening en politieke besluitvorming reguleren.

A
politieke institutie
B
sociale institutie
C
ideologie
D
politieke socialisatie

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Niet alle partijen hebben evenveel macht. Waar komt de macht van politieke partijen niet tot uiting?
Verhouding: verwijst naar de wijze waarop mensen zich van elkaar onderscheiden en tot elkaar verhouden en de manier waarin samenlevingen in sociale zin vorm geven aan deze verschillen. Het verwijst ook naar onderlinge betrekkingen tussen staten
macht:
Het vermogen om hulpbronnen in te zetten om bepaalde doelstellingen te bereiken en de handelingsmogelijkheden van anderen te beperken of te vergroten
A
aantal zetels
B
coalitiepartijen
C
samenwerkende partijen
D
ideologieën

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ideologie
Een samenhangend geheel van beginselen en denkbeelden, meestal uitmondend in ideeën over de meest wenselijke maatschappelijke en politieke verhoudingen

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies