Week 4: Wat doe je met je familie en vrienden?
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 2 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 3 - Tekstslide
Iedereen schrijft op een post-it een bijzondere activiteit die je met jouw familie doet/gedaan hebt en waarvan je denkt dat weinig anderen dat doen. (Dit mag eventueel in het Engels)
Schrijf je naam onderaan het briefje. De docent leest de kaartjes voor en iedereen die dit ook gedaan heeft gaat staan. De woorden schrijven we op het bord en we vullen deze samen aan. De leerlingen schrijven deze op hun woordenlijst.
Slide 4 - Tekstslide
Nu bedenkt iedereen een activiteit die je met je vrienden doet. Schrijf deze ook op een briefje.
Daarna ga je op zoek naar anderen die hetzelfde hebben opgeschreven. Welk groepje is het grootst?
Vervolgens schrijven we weer de woorden op het bord en vullen ze deze aan in hun eigen woordenlijst.
Slide 5 - Tekstslide
Afhankelijk van de tijd kan je leerlngen onvoorbereid woorden van de lijst laten uitbeelden of ze korte voorbereidingstijd geven om in groepjes een korte scetch te bedenken en voor de klas uit te voeren.
Slide 6 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 7 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 8 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 10 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Slide 11 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord 'sporten' voor 'ik'?
A
Ik sporte
B
Ik sport
C
Ik sporten
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe vervoeg je het werkwoord 'reizen' voor 'jullie' in de tegenwoordige tijd?
A
Jullie reist
B
Jullie reizen
C
Jullie reis
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de juiste vervoeging van het werkwoord 'lezen' voor 'wij'?
A
Wij lees
B
Wij lezen
C
Wij leest
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe vervoeg je het werkwoord 'schilderen' in de tegenwoordige tijd?
A
Jij schildert
B
Jij schilderen
C
Ik schilder
D
Ik schilderen
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 16 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
