Toets lezen H1 en H2 (3)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Wat gaan we doen vandaag?

-Lezen

-LessonUp

-Werken in het boek

- Oefenen voor de toets

In Parijs staat de Eiffeltoren. Wanneer je daar naar boven wilt, kun je gelukkig de lift pakken. Noem het verwijswoord en waar het naar verwijst.

Ninja Turtles houden van pizza's. Zij lusten niks anders. Noem het verwijswoord en waar het naar verwijst.

Vandaag schijnt de zon. Hopelijk blijft die de rest van de week ook schijnen. Noem het verwijswoord en waar het naar verwijst.

We hebben nieuwe chips. Die schijnt erg lekker te zijn. Noem het verwijswoord en waar het naar verwijst.

Ik zag een schattig hondje. Ik had het zo mee naar huis willen nemen. Noem het verwijswoord en waar het naar verwijst.

Het liefst rijd ik in een dikke sportauto. Dat zou mijn grootste wens zijn. Noem het verwijswoord en waar het naar verwijst.

Twee friet kapsalon alstublieft. Wat kost dat? Noem het verwijswoord en waar het naar verwijst.

De jongen zat op zijn scooter. Tot hij uit de bocht vloog. Noem het verwijswoord en waar het naar verwijst.

Vandaag begint de herfst. Is dat niet de jaargetijde waarbij de blaadjes van de bomen vallen? Noem het verwijswoord en waar het naar verwijst.

Hoe zat het ook alweer?

Wat is een deelonderwerp?

Welke vraag stel je om erachter te komen wat het onderwerp van de tekst is?

Zijn hier nog vragen over?

Werk verder in 2.3 waar je gebleven bent.

Wanneer je klaar bent doe je Test jezelf van 1.3 en van 2.3 of oefen je met de Quizlet flashcards in Teams.