Het dekweefsel is glad zodat het bloed weinig weerstand heeft.
Slide 4 - Tekstslide
Haarvaten
Ín de organen zitten de kleinste vertakkingen: de haarvaten. De wand van een haarvat is 1 cellaag dik.
In de haarvaten (dus in de organen) vindt de uitwisseling van stoffen plaats. Dit kan door die dunne wand van het haarvat.
De bloeddruk in een haarvat is laag.
Slide 5 - Tekstslide
Haarvaten - bouw
Alleen dekweefsel, één cellaag dik.
Daar kunnen de stoffen dus makkelijk door de bloedvatwand richting
de weefselcellen.
Slide 6 - Tekstslide
Aders
Na de haarvaten verzamelt het bloed zich weer in aders. Bloed in de aders stroomt altijd naar het hart toe.
De bloeddruk in een ader is laag.
De ader is bijna altijd genoemd naar het orgaan waar hij vandaan komt.
Slide 7 - Tekstslide
Aders - bouw
Dekweefsel, glad spierweefsel, bindweefsel.
Het dekweefsel is glad zodat het bloed weinig weerstand heeft.
Slide 8 - Tekstslide
Aders - bouw
De wand van aders is dunner, minder elastisch en minder gespierd dan die van slagaders.
Aders liggen meer aan de oppervlakte.
In aders zitten kleppen om terugstromen van het bloed te voorkomen (zwaartekracht).
Slide 9 - Tekstslide
Spierpomp
Naast de kleppen in de aders zorgen de skeletspieren (spannen en ontspannen) ervoor dat het bloed in de aders de goede kant op stroomt.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Video
De druk in de manchet is nu hoger dan die in de slagader
Slide 13 - Tekstslide
De druk in de manchet is nu ietsje lager dan de systolische druk waardoor deze zich er doorheen kan persen
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Bloeddruk - hart
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Bloeddruk - andere bloedvaten
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Bloeddruk is de druk op de vaatwanden en ontstaat door samentrekken van hartkamers
1
2
3
4
Noteer de nummers en zet erachter of de bloeddruk hoog of laag is
Slide 21 - Tekstslide
BINAS 84E: Neemt de doorsnede-oppervlak van de bloedvaten toe of af naarmate het bloed van het hart afstroomt?
Slide 22 - Open vraag
BINAS 84E: Neemt de stroomsnelheid van het bloed toe of af naarmate het bloed van het hart afstroomt?
Slide 23 - Open vraag
BINAS 84E: Neemt de bloeddruk van het bloed toe of af naarmate het bloed van het hart afstroomt?
Slide 24 - Open vraag
Variatie in bloeddruk en stroomsnelheid
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Bloeddruk verschilt per persoon
Slide 28 - Tekstslide
Je bloeddruk wordt ook beïnvloed door bv stress of activiteit. Hoe gaat daardoor de bloeddruk omhoog?
A
De spieren rondom de slagaders trekken samen
B
Het hart gaat meer druk zetten
C
De spieren rondom de slagaders ontspannen
D
Het bloedvolume wordt meer
Slide 29 - Quizvraag
Wanneer je last hebt van een lage bloeddruk, val je sneller flauw. Hoe komt dat?
Slide 30 - Open vraag
De druk in de rechter tuinslang is hoog, net als in de slagaders. Die van de linker tuinslang is laag, net als in de aders. De waterstroom in de linker slang lijkt meer op de bloedstroom dan bij de rechterslang. Leg dat uit.