Check zelf: 10 plaatjes, 10 zinnen minimaal. Maak het persoonlijk!
Eigen zinnen, gebruik je module als basis
1) In iedere zin een werkwoord: j'aime porter un jeans.
2) In iedere zin een bijvoeglijk naamwoord: j'aime porter un pantalon rouge.
3) In iedere zin een voegwoord: j'aime porter un pantalon rouge parce que j'adore les vêtements colorés.
Slide 17 - Tekstslide
Images
zoek minimaal 10 afbeeldingen die verschillende dingen van jouw stijl laten zien. Download ze en plak ze in een document of print ze en plak op een vel papier
Slide 18 - Tekstslide
Voegwoorden
- parce que = omdat
- mais = maar
- donc = dus
- et = en
- c'est pourquoi = daarom...
Deze voegwoorden wil ik in de zinnen terugzien
Slide 19 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord
Gebruik in iedere zin een bijvoeglijk naamwoord:
- beau, belle
- sportif
- couleurs
- confortable
- etcétera
Slide 20 - Tekstslide
Werkwoorden
Gebruik in iedere zin een werkwoorden, par exemple:
- aimer, adorer, préférer
- porter
- mettre
- acheter
- etcétera
Slide 21 - Tekstslide
Volgorde
1) Onderwerp (Je)
2) Werkwoord(en)
3) Rest van de zin (plek, tijd, lijdend voorwerp)
Slide 22 - Tekstslide
Aimer, adorer, préférer, détester
Zeggen waar je wel en niet van houdt...
1) Stam (-er)
2) Uitgang: J'aime Nous aimons
Tu aimes Vous aimez Il, elle, on aime Ils, elles aiment