Periode 3 SE stof totaal

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3,4

Ton portable; dans ton sac, sinon tu le récupères vers 16.30 heures

Prépare-toi: SE 1

Les devoirs

Libre service: 

• Grammaire 3.3 + 3.5 
• Écrire 3.7

Woorden + zinnenlijsten:

• Apprendre 1, 2, 7, 8, 9 (zoals in boek)
• PO 1 mon style (vocabulaire + phrases/expressions)

SE1 

1) Unité 3: apprendre 1, 2, 3, 5, 7, 8, 9

2) Grammaire (aimer, adorer etc. + bijvoeglijk naamwoord), vocabulaire et expressions PO1 (mon style)

Herkansbaar, 5%

Bijwoord (1)

Wat is een bijwoord?

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. 

Le bus est confortable. De bus is comfortabel. 

Een bijwoord zegt iets over alle woorden. 

Le bus roule lentement. De bus rijdt langzaam. 

Par exemple: werkwoorden, een ander bijvoeglijk naamwoord (tu es vraiment intelligent), een ander bijwoord (tu parles vraiment bien), een hele zin (heureusement, tu es là). 

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
Je suis intelligente

1. Bijwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord

Je suis vraiment intelligente.

1. Bijwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord

Heureusement, je suis vraiment intelligente.

1. Bijwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord (2)

Hoe maak je het bijwoord?

1) Zet er - ment achter het bijvoeglijk naamwoord: rapide -> rapidement

2) Eindigt het bijvoeglijk naamwoord niet op een klinker? Zet dan -ment achter de vrouwelijke vorm van het bijvoeglijk naamwoord: seul -> seule -> seulement

Agressif

1. Agressivement
2. Agressifment

Je suis heureux. Je vis ......

Bijwoord (3)

Onregelmatige bijwoorden

Bijv. nw.	Bijwoord	Vertaling
bon	bien	goed
mauvais	mal	slecht
meilleur	mieux	beter
long	longtemps	lang (tijd)
rapide	vite (rapidement)	snel

Welke betekenissen heb je geleerd?

Mettre - leggen, aantrekken, zetten, indoen, dekken

FR	NL
Je met s	Ik leg
Tu met s	Jij legt
Il met	Hij legt
Nous mett ons	We leggen
Vous mett ez	Jullie leggen
Ils mett ent	Zij leggen
J'ai mis	Ik heb gelegd

Welke betekenissen heb je geleerd van 'mettre'?

Vous avez mis du sucre dans mon thé?

Tu mets combien de temps pour aller au collège?

Nous mettons la table

Maxime met son pantalon rouge.

Je mets les fleurs devant la fenêtre.

Tu mets le livre sur la table, s.v.p.?

   vouloir (willen)

il/elle/on

nous

vous

ils/elles

tu

je/j'

                        veux

                    voulez

                        veut

                        veux

                  veulent

                 voulons

La différence entre 'je veux' et 'je voudrais'?

Pendu !

On va jouer au pendu!

Page de style

• Laat zien wat jouw stijl is
• Merken, kleding, accessoires, stijl (sportif, décontracté, classique, moderne, branché)
  

Page de style

• Check zelf: 10 plaatjes, 10 zinnen minimaal. Maak het persoonlijk!
• Eigen zinnen, gebruik je module als basis
• 1) In iedere zin een werkwoord: j'aime porter un jeans.
• 2) In iedere zin een bijvoeglijk naamwoord: j'aime porter un pantalon rouge.
• 3) In iedere zin een voegwoord: j'aime porter un pantalon rouge parce que j'adore les vêtements colorés.

Images

zoek minimaal 10 afbeeldingen die verschillende dingen van jouw stijl laten zien. 
Download ze en plak ze in een document of print ze en plak op een vel papier

Voegwoorden

- parce que = omdat

- mais = maar

- donc = dus

- et = en

- c'est pourquoi = daarom...

Deze voegwoorden wil ik in de zinnen terugzien

Bijvoeglijk naamwoord

Gebruik in iedere zin een bijvoeglijk naamwoord:

- beau, belle

- sportif

- couleurs

- confortable

- etcétera

Werkwoorden

Gebruik in iedere zin een werkwoorden, par exemple:

- aimer, adorer, préférer

- porter

- mettre

- acheter

- etcétera

Volgorde

1) Onderwerp (Je)

2) Werkwoord(en)

3) Rest van de zin (plek, tijd, lijdend voorwerp)

Aimer, adorer, préférer, détester

Zeggen waar je wel en niet van houdt...

1) Stam (-er)

2) Uitgang:   J'aime                     Nous aimons

                          Tu aimes                Vous aimez
                          Il, elle, on aime    Ils, elles aiment

Een eskimo eet ons ezeltje enthousiast

Aimer, adorer, préférer, détester

Zeggen waar je wel en niet van houdt...

Ik houd van broeken. 

J'aime les pantalons.

Regel: Aimer, adorer, préférer, détester + lidwoord (le, la, les)

Ik ben dol op schoenen

1. Tu adores chaussures.
2. J'adore les chaussures.
3. Tu adores les chaussures.
4. J'adore chaussures.

Hoe zeg je: ik houd van sportieve kleding (vêtements)

Bijvoeglijk naamwoord in het Frans: 1) de vorm

	enkelvoud	meervoud
mannelijk	le jean bleu	les jean s bleu s
vrouwelijk	la robe bleu e	les robes bleu es

Bijvoeglijk naamwoord in het Frans: 1) de plek

Het bijvoeglijk naamwoord staat achter het zelfstandig naamwoord:

Le jean bleu, la robe rouge, les chaussures vertes

Bijvoeglijk naamwoord in het Frans: 1) de plek

Deze staan bijvoeglijke naamwoorden voor het zelfstandig naamwoord:

Bon - beau - joli - gros - jeune - haute - nouveau - long - petit - grand - vieux - mauvais - autre - large, (tralalala)

Hoe zeg je: de rode broek?

Hoe zeg je: de blauwe jurk?

Hoe zeg je: de zwarte truien?