In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Welkom bij
Rekenen
Slide 1 - Tekstslide
Hoofdstuk 4
Procenten gebruiken
4.1 Rekenen met procenten
4.2 Percentages berekenen
4.3 Meer of minder dan 100%
4.4 Percentages als decimaal getal
4.5 Percentages, breuken en verhoudingen
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen 4.5
- Je leert rekenen met een aantal handige percentages.
- Je leert het verband tussen percentage, breuken en verhoudingen.
Slide 3 - Tekstslide
4.5 - procenten - breuken en verhoudingen
Welk deel is rood?
Hoeveel procent is groen?
Hoeveel procent is geel?
Welke verhouding hoort bij blauw?
Slide 4 - Tekstslide
11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd. 100% is alles!
Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
100% =
10% =
1% =
Welke eenvoudige breuken kun jij koppelen aan percentages?
Slide 5 - Tekstslide
11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd. 100% is alles!
Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
100% =
10% =
1% =
Handige percentages
Sommige percentages zijn als eenvoudige breuk te schrijven. Bij deze percentages kun je handig met de breuk werken.
De prijs van een spijkerbroek is € 80,-. Je krijgt 25% korting. Hoeveel euro korting krijg je?
25% = 1/4 deel
1/4 x € 80,- = € 80,- : 4 = € 20,- korting.
Slide 6 - Tekstslide
Je kunt verhoudingen omrekenen naar andere verhoudingen.
Van verhouding naar breuk of kommagetal 3 van de 4 = 3/4 = 0,75 (teller:noemer) Van kommagetal naar breuk of verhouding 0,2 = 2/10 = 1/5 = 1 op de 5 (10de of 100ste .....vereenvoudigen) Mengverhouding
zoals 1 : 7 bij het maken van limonade (1 deel siroop, 7 delen water) 1 van de 8 = 1/8 = 0,125
Slide 7 - Tekstslide
11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd. 100% is alles!
Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen:
100% =
10% =
1% =
Verhoudingen als procenten
Als je een verhouding in procenten of breuk uit wilt drukken, maak je van de verhouding eerst een breuk met noemer 100.
Daarna maak je van de breuk procenten.
4 van de 25 = 4/25 = 16/100 = 16%
Als de noemer van de breuk geen deler is van 100, maak je van de breuk een decimaal getal met je rekenmachine. Schuif de komma twee plaatsen naar rechts om je percentage te krijgen.
5 van de 45 = 5/45 = 0,1111 = ongeveer 11%.
Slide 8 - Tekstslide
11.1 Rekenen met procenten
Het woord procent betekent letterlijk: per honderd.
1% is 1 van de honderd.
30% is 30 van de honderd. 100% is alles!
Vaak is het handig eerst 1% uit te rekenen en daarna het aantal dat je nodig hebt. Een handig rijtje waarmee je meeste percentages uit kunt rekenen: