Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
BK: woordsoorten 1,3,5,7
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kan
je
benoemen
Pak H.2 GRAMMATICA erbij
blz. 198-199
1 / 30
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
In deze les zitten
30 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
30 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatica: Woordsoorten
Elk
woord
in
een
zin
kan
je
benoemen
Pak H.2 GRAMMATICA erbij
blz. 198-199
Slide 1 - Tekstslide
Planning
1. Dilemma van de week
2. Spreekbeurt (opnieuw) een lijst maken
3. Herhaling p.1 (woordsoorten: werkwoorden)
4. Woordsoorten 3: lidwoorden en zelfstandig naamwoord
Slide 2 - Tekstslide
Deze week
maandag
donderdag
vrijdag
Maken p1. opdracht 1-5
Laptoples: spreekbeurt
Afmaken p1
Maken p2. opdracht 1-4
Extra: 6,7,8
Extra 6,7,8
Slide 3 - Tekstslide
Doelen
Ik weet wat een
werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoegelijk naamwoord
en een
voorzetsel
is.
Ik kan deze woordsoorten vinden in een tekst/ zin.
Slide 4 - Tekstslide
dilemma op dinsdag
Slide 5 - Tekstslide
Werkwoorden
Een werkwoord zegt wat of iets of iemand wat doet. Er staat TENMINSTE één werkwoord in een zin.
werkwoord
Slide 6 - Woordweb
Lid
woorden
De
(bepaald lidwoord)
Het
(bepaald lidwoord)
Een
(onbepaald lidwoord)
De
vader en
het
kind zitten in
een
vliegtuig.
Slide 7 - Tekstslide
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zitten in deze zin:
Een zelfstandig naamwoord verwijst naar een mens, dier, plant, begrip of naam.
A
2
B
4
C
5
D
6
Slide 8 - Quizvraag
Bijvoeglijk naamwoord
Dat
voegt
iets
bij
aan het zelfstandig
naamwoord:
De auto - De
grijze
auto - De
kleine, grijze
auto - De
kleine, vieze, grijze
auto- De
kleine, vieze, oude, grijze
auto
Slide 9 - Tekstslide
in, onder, voor, aan, van, boven, onder,,,,,
Tijdens, gedurende, naar, na, bij...
Slide 10 - Tekstslide
Hoeveel voorzetsels heeft deze zin:
Op de verjaardag waarschuwde ik haar voor de hond.
A
1
B
2
Slide 11 - Quizvraag
Lidwoord
Zelfst. naamw.
Werkwoord
Bijvoeglijk naamw.
Voorzetsel
De
hond
loopt
naar
het
grote
veld.
Slide 12 - Sleepvraag
Welke woordsoort is "school" in deze zin?
De jongen fietst naar school.
A
zelfstandig naamwoord
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
voorzetsel
Slide 13 - Quizvraag
Welke woordsoort is "grote" in deze zin?
De grote ballon vliegt door de lucht.
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Welke woordsoort is "glimt" in deze zin?
De rode auto glimt zo mooi.
A
zelfstandig naamwoord
B
werkwoord
C
lidwoord
D
voorzetsel
Slide 16 - Quizvraag
Welk woordsoort is "naar" in deze zin?
De kinderen lopen naar school.
A
voorzetsel
B
werkwoord
C
lidwoord
D
zelfstandig naamwoord
Slide 17 - Quizvraag
Welke woordsoort ontbreekt in de zin:
___ vogels vliegen in de lucht.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 18 - Quizvraag
Welke woordsoort ontbreekt in de zin:
De koeien _____ weer naar buiten.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 19 - Quizvraag
Welke woordsoort ontbreekt in de zin:
Janneke heeft een mooi ____ aan.
A
lidwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 20 - Quizvraag
Welke woordsoort ontbreekt in de zin:
De paarden grazen ___ de wei.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 21 - Quizvraag
Welke woordsoort ontbreekt in de zin:
Het ____ meisje kan erg goed zingen.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
werkwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
voorzetsel
Slide 22 - Quizvraag
Welke woordsoort is onderstreept?
Vorige week heb ik een toets voor Nederlands gemaakt.
_______
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 23 - Quizvraag
Welke woordsoort is onderstreept?
Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.
____________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 24 - Quizvraag
Welke woordsoort is onderstreept?
De resultaten van de toets waren niet erg hoog.
____
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 25 - Quizvraag
Welke woordsoort is onderstreept?
Voor het volgende proefwerk zullen we beter moeten leren.
________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 26 - Quizvraag
Welke woordsoort is onderstreept?
We hoeven voor dit hoofdstuk maar 4 woordsoorten te kennen.
__________
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
lidwoord
Slide 27 - Quizvraag
Wat heb JIJ geleerd deze les?
Slide 28 - Open vraag
Zijn de doelen voor jou behaald?
Slide 29 - Open vraag
Opdrachten maken
H.2 Grammatica: blz. 56-57
1-5
Slide 30 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Groep 5 woordsoorten
Februari 2021
- Les met
23 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
Groep 5 woordsoorten
Juni 2022
- Les met
17 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 5
B&F Taal Woordsoorten 2 woensdag
Januari 2021
- Les met
24 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Woordsoorten
April 2020
- Les met
41 slides
Taal
Basisschool
Groep 8
Groep 5 woordsoorten mix
Juli 2023
- Les met
20 slides
Nederlands
Basisschool
Middelbare school
Groep 5
Stamregel en woordsoorten
Juni 2023
- Les met
42 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 7,8
Woordsoorten
Oktober 2023
- Les met
36 slides
Taal
Basisschool
Groep 7
Woordsoorten
September 2023
- Les met
25 slides
Taal
Basisschool
Groep 7