In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Nederlands
Argumenteren
Havo 3
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Ik herken standpunten en argumenten en ik kan de argumentatiestructuur benoemen.
Slide 2 - Tekstslide
Waarom is het belangrijk over argumentatie
te leren?
Argumenten zijn overal. Van je leraar overtuigen dat je echt wel een beter cijfer hebt verdiend tot je toekomstige werkgever duidelijk maken dat jij de perfecte kandidaat voor het baantje bent. Door argumentatie te begrijpen leer je beter je mening vormen en hoe je die kunt onderbouwen.
Je leert kritisch lezen en luisteren: niet alles wat je leest of hoort is waar, soms is het alleen een mening van de schrijver.
Slide 3 - Tekstslide
Argumenten
Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden.
Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.
Of je kunt argumenten ook herkennen aan de woorden
' Ik vind....., Ik ben van mening dat... '
Slide 4 - Tekstslide
Feitelijke argumenten
Een feitelijk argument is waar of onwaar, je kunt het controleren.
Voorbeeld Ik ga morgen naar de film in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
Slide 5 - Tekstslide
Waarderende argumenten
Over een waarderend argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.
Ik ga morgen naar de film in Luxor, want die bioscoop vind ik heel chill.
Met het argument ‘want die bioscoop vind ik heel chill’ zal niet iedereen het eens zijn en dat moet je dan ondersteunen met bijvoorbeeld het argument: ‘de stoelen zijn er erg prettig’.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is het argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
De meeste ... horen;
B
daarom ... Songfestival.
Slide 7 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het standpunt?
Je moet je warm kleden als je gaat carnavallen, want de temperatuur komt volgende week niet boven nul.
A
Je moet ... carnavallen,
B
want de ... boven nul.
Slide 9 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend argument?
Je moet je warm kleden als je gaat carnavallen, want de temperatuur komt volgende week niet boven nul.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 10 - Quizvraag
Wat is het argument?
De militaire dienstplicht moet in Nederland opnieuw ingevoerd worden. Dat zal jongeren discipline en gehoorzaamheid bijbrengen.
A
De militaire ... worden.
B
Dat zal ... bijbrengen.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is het standpunt?
Nu de overheid veel geld kwijt is aan zorgkosten, moet roken helemaal verboden worden.
A
Nu de overheid ... zorgkosten
B
moet ... verboden worden
Slide 12 - Quizvraag
Feitelijk of waarderend argument?
Nu de overheid veel geld kwijt is aan zorgkosten, moet roken helemaal verboden worden.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 13 - Quizvraag
De smartphone is onmisbaar. Heel veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 14 - Quizvraag
1. De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 15 - Quizvraag
Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht heel veel gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 16 - Quizvraag
Arjen Lubach - Vlees
Bekijk het filmpje in de volgende slide en denk na over de volgende vragen. Na het filmpje volgt hier een vraag over.
1. Wat is het standpunt in dit filmpje?
2. Wat zijn de argumenten?
3. Zijn de argumenten feitelijk of waarderend?
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
1. Wat is het standpunt in dit filmpje? 2. Wat zijn de argumenten? 3. Zijn de argumenten feitelijk of waarderend?
Slide 19 - Open vraag
Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie
Onderschikkende argumentatie
Nevenschikkende argumentatie
Slide 20 - Tekstslide
Enkelvoudig
Standpunt
Argument
Slide 21 - Tekstslide
Onderschikkend
Standpunt
Argument
Ondersteunend argument
want
Slide 22 - Tekstslide
Nevenschikkend
Standpunt
Argument
Argument
Argument
en
en
want
Slide 23 - Tekstslide
Argumenteren en weerleggen
Slide 24 - Tekstslide
Tegenargument en weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.
Voorbeeld:
Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).
Slide 25 - Tekstslide
Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie?
Zij is de juiste persoon voor die baan, want zij heeft ruime ervaring in de branche en zij voldoet aan alle opleidingseisen.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
Slide 26 - Quizvraag
Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie?
Dat was geen leuk festival. De hoofdact kwam niet opdagen, omdat de bandleden hun vliegtuig hadden gemist.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
Slide 27 - Quizvraag
Onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Het Van Maerlantlyceum is een goede school. Bijna alle leerlingen geven de sfeer op school een voldoende of goed cijfer.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
Slide 29 - Quizvraag
Hij is geschikt voor deze baan, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een universiteit.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
Slide 30 - Quizvraag
Het Van Maerlantlyceum is een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
Slide 31 - Quizvraag
Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je op een stoel zit. Je bent meer ontspannen en met je ogen dicht kun je beter luisteren, want je wordt nergens door afgeleid.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Met je ogen dicht kun je beter luisteren.
Je bent meer ontspannen.
Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je op een stoel zit.
Je wordt nergens door afgeleid.
Slide 32 - Sleepvraag
De tijd na je eindexamen is het mooist, want dan gaan er veel leuke dingen gebeuren: op kamers wonen, de opleiding van je dromen volgen en veel nieuwe mensen ontmoeten.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
veel nieuwe mensen ontmoeten.
De tijd na je eindexamen is het mooist,
op kamers wonen,
de opleiding van je dromen volgen
want dan gaan er veel leuke dingen gebeuren:
Slide 33 - Sleepvraag
Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten. Als je elkaar kunt zien, is er meer interactie en als je je camera aan hebt, let je beter op. Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten.