Havo 3 - argumentatie

Nederlands
Argumenteren:
argumentatiestructuren
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Argumenteren:
argumentatiestructuren

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
  • Feitelijke en waarderende argumenten herkennen. 
  • argumentatiestructuren  gebruiken en herkennen 

Slide 2 - Tekstslide

Argumenten

Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden

Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of je kunt argumenten ook herkennen aan de woorden 

' Ik vind....., Ik ben van mening dat... '

Slide 3 - Tekstslide

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument is waar of onwaar, je kunt het controleren.


Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 4 - Tekstslide

Waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.


Ik ga morgen naar de film in Luxor, want die bioscoop vind ik heel chill.


Met het argument ‘want die bioscoop vind ik heel chill’ zal niet iedereen het eens zijn en dat moet je dan ondersteunen met bijvoorbeeld het argument: ‘de stoelen zijn er erg prettig’.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
De meeste ... horen;
B
daarom ... Songfestival.

Slide 6 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend argument?
De meeste inzendingen zijn niet om aan te horen; daarom kunnen we beter stoppen met het Eurovisie Songfestival.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het standpunt?
Je moet je warm kleden als je gaat carnavallen, want de temperatuur komt volgende week niet boven nul.
A
Je moet ... carnavallen,
B
want de ... boven nul.

Slide 8 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend argument?
Je moet je warm kleden als je gaat carnavallen, want de temperatuur komt volgende week niet boven nul.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het argument?
De militaire dienstplicht moet in Nederland opnieuw ingevoerd worden. Dat zal jongeren discipline en gehoorzaamheid bijbrengen.
A
De militaire ... worden.
B
Dat zal ... bijbrengen.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het standpunt?
Nu de overheid veel geld kwijt is aan zorgkosten, moet roken helemaal verboden worden.
A
Nu de overheid ... zorgkosten
B
moet ... verboden worden

Slide 11 - Quizvraag

Feitelijk of waarderend argument?
Nu de overheid veel geld kwijt is aan zorgkosten, moet roken helemaal verboden worden.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 12 - Quizvraag

De smartphone is onmisbaar.
Heel veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 13 - Quizvraag

1. De smartphone is onmisbaar.
Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 14 - Quizvraag

Utrecht is een prettige stad om te wonen.
Er wonen in Utrecht heel veel gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 15 - Quizvraag

Argumentatiestructuren
  • Enkelvoudige argumentatie                  
  • Onderschikkende argumentatie
  • Nevenschikkende argumentatie       

Slide 16 - Tekstslide

Enkelvoudig
Standpunt
Argument

Slide 17 - Tekstslide

Onderschikkend
Standpunt
Argument
Ondersteunend argument
want

Slide 18 - Tekstslide

Nevenschikkend
Standpunt
Argument
Argument
Argument
en
en
want

Slide 19 - Tekstslide

Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie?
Zij is de juiste persoon voor die baan, want zij heeft ruime ervaring in de branche en zij voldoet aan alle opleidingseisen.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend

Slide 20 - Quizvraag

Enkelvoudige, onderschikkende of nevenschikkende argumentatie?
Dat was geen leuk festival. De hoofdact kwam niet opdagen, omdat de bandleden hun vliegtuig hadden gemist.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend

Slide 21 - Quizvraag

Onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Het Van Maerlantlyceum is een goede school.
Bijna alle leerlingen geven de sfeer op school een voldoende of goed cijfer.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend

Slide 23 - Quizvraag

Hij is geschikt voor deze baan, want hij heeft al 5 jaar werkervaring. Hij werkte hiervoor immers in dezelfde functie bij een universiteit.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend

Slide 24 - Quizvraag

Het Van Maerlantlyceum is een goede school. In de bovenbouw hangt een goede sfeer en in de onderbouw voelt iedereen zich veilig.
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend

Slide 25 - Quizvraag

Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je op een stoel zit. Je bent meer ontspannen en met je ogen dicht kun je beter luisteren, want je wordt nergens door afgeleid.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Met je ogen dicht kun je beter luisteren.
Je bent meer ontspannen.
Liggend naar een liveconcert luisteren is echt anders dan wanneer je op een stoel zit.
Je wordt nergens door afgeleid.

Slide 26 - Sleepvraag

De tijd na je eindexamen is het mooist, want dan gaan er veel leuke dingen gebeuren: op kamers wonen, de opleiding van je dromen volgen en veel nieuwe mensen ontmoeten.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
veel nieuwe mensen ontmoeten.
De tijd na je eindexamen is het mooist,
op kamers wonen,
de opleiding van je dromen volgen
want dan gaan er veel leuke dingen gebeuren:

Slide 27 - Sleepvraag

Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten. Als je elkaar kunt zien, is er meer interactie en als je je camera aan hebt, let je beter op. Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Zet alles op de juiste plek in het argumentatieschema.
Het praat gewoon makkelijker als je elkaar ziet.
Tijdens een online les moet iedereen de camera aanzetten.
Als je je camera aan hebt, let je beter op.
Als je elkaar kunt zien, is er meer interactie.

Slide 28 - Sleepvraag

VOLGENDE LES 
P.18 TOT P.20 OPDRACHT 1 EN 2. (HUISWERK)

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide