Proefles niveau 2
1 / 27
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Wat hoort bij elkaar
A: Groothandel
B: Detailhandel
C: Consument
3: Verkoopt aan de detailhandel
2: Koopt bij de detailhandel
1: Verkoopt aan consumenten
Slide 7 - Sleepvraag
Ahmed werkt op de tuin afdeling. Hij pakt de
voorraden uit die zijn binnengekomen en plaatst
ze in de winkel.
Welke beroep heeft Ahmed?
Werkzaamheden.
A
Retailmedewerker
B
Logistiek medewerker
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Lisa werkt in een groot magazijn. Ze pakt de
voorraden uit die zijn binnengekomen en plaatst
ze in schappen.
Welke beroep heeft Lisa?
Werkzaamheden.
A
Retailmedewerker
B
Logistiek medewerker
Slide 10 - Quizvraag
Slide 11 - Video
Wat doet een logistiek medewerker?
Slide 12 - Woordweb
Fleur gaat een levering controleren.
Ze controleert de kwantiteit van de goederen.
Wat controleert Fleur? Kies het juiste antwoord.
Goederencontrole
A
of de goederen niet beschadigd zijn
B
of de hoeveelheid klopt met wat besteld is
C
of de THT- of TGT-datum niet overschreden is
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Video
Wat doet een retailmedewerker?
Slide 15 - Woordweb
Stijn werkt in een supermarkt. Hij gaat een levering controleren.
Hij doet een kwalitatieve controle. Beschrijf hoe Stijn dit gaat
controleren. Noem drie punten waar hij op let.
Goederencontrole
Slide 16 - Open vraag
Waar sla je deze producten op.
schroeven en moeren
wasmachine
bloemkool
ijs
tuinmeubelen
pallet
vakstelling
koelcel
buiten
vriescel
Slide 17 - Sleepvraag
Het is heel druk in de winkel. Iris observeert een klant
die net binnengekomen is. Wat is een voorbeeld van
non-verbale communicatie van de klant?
Kies het juiste antwoord.
Observeren
A
De klant spreekt Iris aan en stelt een vraag.
B
De klant vertelt aan een andere klant over zijn ervaringen met een bepaald artikel.
C
De klant wipt ongeduldig van de ene voet op de andere.
Slide 18 - Quizvraag
Slide 19 - Tekstslide
Je werkt als verkoper in een schoenenzaak.
Je wilt graag te weten komen wat een klant zoekt.
Bedenk een open vraag en een gesloten vraag.
Aanspreken en koopwensenonderzoek
Slide 20 - Open vraag
Wat hoort bij elkaar
A: Een klant heeft een paar schoenen gekocht. Fiona vraagt aan de klant of hij schoensmeer nodig heeft.
C: Een klant koopt melk in de supermarkt.
3: bijverkoop
2: routinematig koopgedrag
1: shopping goods
