PV- tt en leestekens

W1HAA
16-09-2024
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

W1HAA
16-09-2024

Slide 1 - Tekstslide

Stil lezen
10 min

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm tt en leestekens

Slide 3 - Tekstslide

Doel van de les
- Ik weet hoe ik een persoonsvorm tt moet schrijven in het enkelvoud en meervoud;
-Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken en komma moet gebruiken in een zin;
- Ik weet wanneer ik hoofdletters moet gebruiken. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Hij loop of hij loopt?
Hij maak of hij maakt?

Klinkt het beter met een extra -t? Dan schrijf je die!


NB: in de tegenwoordige tijd schrijven we dus soms een extra T! 

Slide 5 - Tekstslide

tt:
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt
C
kled
D
kleet

Slide 6 - Quizvraag

tt:
Mijn tas (staan) ..... op de grond.
A
sta
B
stat
C
staat
D
staadt

Slide 7 - Quizvraag

tt:
Hij (beantwoorden) ..... de vraag.
A
beantwoort
B
beantword
C
beantwoord
D
beantwoordt

Slide 8 - Quizvraag

Hij (beginnen) met zijn huiswerk.
A
begint
B
begon
C
begind
D
begindt

Slide 9 - Quizvraag

Iedereen (houden) toch van chocola?
De juiste spelling van het werkwoord is:
A
houd
B
houdd
C
houden
D
houdt

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdletters en kleine letters
1. ´s Avonds ga ik hardlopen. ´s Ochtends ga ik naar school.
2. 85 procent is tevreden. (geen hoofdletter bij een getal)
3. Sara van Beek --> mevrouw Van Beek 
4. een Samsung, de Volkswagen (merknamen met hoofdletter)
5. barbiepop (je denkt niet meer aan de eigennaam)
6. De Hongerspelen (titels van boeken, series, films enzovoort beginnen met een hoofdletter)

Slide 11 - Tekstslide

Leestekens zijn belangrijk!

Slide 12 - Tekstslide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 13 - Tekstslide

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep, waarschuwing of bevel): Doe je best! Pas op! Sta stil! 

Slide 14 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 15 - Tekstslide

Dubbele punt
De dubbele punt gebruik je voor een opsomming.

De dag begint altijd met een heel ritueel: opstaan, douchen, aankleden, ontbijten en naar school.

Slide 16 - Tekstslide

Leestekens

Slide 17 - Tekstslide

Hoe laat begint de les vandaag!
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 18 - Quizvraag

De medewerker vroeg waarmee hij mij kon helpen?
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 19 - Quizvraag

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 20 - Quizvraag

Loop naar de maan.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 21 - Quizvraag

Op Maandag hebben we een toets.

A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 22 - Quizvraag

Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
Hoofdletters en leestekens kloppen.
B
Hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 23 - Quizvraag

In Maart ben ik jarig!
A
De leestekens zijn goed gebruikt.
B
De leestekens zijn fout gebruikt.

Slide 24 - Quizvraag

Doel behaald?
- Ik weet hoe ik een persoonsvorm tt moet schrijven in het enkelvoud en meervoud
-Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken en komma moet gebruiken;
- Ik weet wanneer ik hoofdletters moet gebruiken. 

Slide 25 - Tekstslide

Is het doel behaald? Zo niet: wat vind je nog lastig?

Slide 26 - Open vraag

Huiswerk
Zelfstandig aan de slag met opdrachten uit het boek

Hoofdstuk 2, opdracht 10 + 11 + 12 + 13 + 14 (blz. 42 - 45)


Slide 27 - Tekstslide