Taalverzorging: Hoofdletters & leestekens

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Hoofdletters & leestekens
Uitleg
Snap je het?
Opdrachten maken
Afsluiter

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Doel van de les
-Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken en komma moet gebruiken in een zin;
- Ik weet wanneer ik hoofdletters moet gebruiken. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoofdletter
Het is belangrijk dat je weet wanneer je een hoofdletter gebruikt. Het heeft invloed op hoe begrijpelijk je tekst is.

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens zijn belangrijk!

Slide 6 - Tekstslide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 7 - Tekstslide

Leestekens
Een zin eindigt met een leesteken.

  • Punt (gewone zin): De deelnemers presenteren hun act.
  • Vraagteken (vraagzin): Zijn ze erg zenuwachtig?
  • Uitroepteken (uitroep): Doe je best!

Slide 8 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin. Zonder de komma kan een zin verkeerd geïnterpreteerd worden.

Slide 9 - Tekstslide

Komma
 De komma is een korte pauze in een zin.
Je gebruikt een komma...
bijvoorbeeld
als je iemand aanspreekt
'Hé, wat doe jij hier?'
tussen delen van een opsomming
In de zomer ga ik fietsen, zwemmen, wandelen en raften.
voor voegwoorden als: want, maar, omdat, zoals.
In deze zin staat een komma, want er staat een voegwoord in.
tussen twee persoonsvormen
Pas toen hij dat zei, vielen de puzzelstukjes op z'n plaats.

Slide 10 - Tekstslide

Apostrof
- Bij citaten
Ze vroeg: 'Mag ik vanavond naar de film?'

- bij extra nadruk of een speciale betekenis
Hoe schrijf je het woord 'verrassing'?

Slide 11 - Tekstslide

Leestekens

Slide 12 - Tekstslide

Hoe laat begint de les vandaag!
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 13 - Quizvraag

De medewerker vroeg waarmee hij mij kon helpen?
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 14 - Quizvraag

We rijden vandaag door Nederland, België, en Luxemburg.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.

Slide 15 - Quizvraag

Loop naar de maan.
A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 16 - Quizvraag

Op Maandag hebben we een toets.

A
De hoofdletters en leestekens kloppen.
B
De hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 17 - Quizvraag

Wil je kaas, jam of hagelslag op je boterham?
A
Hoofdletters en leestekens kloppen.
B
Hoofdletters en leestekens kloppen niet.

Slide 18 - Quizvraag

In Maart ben ik jarig!
A
De leestekens zijn goed gebruikt.
B
De leestekens zijn fout gebruikt.

Slide 19 - Quizvraag

Aan de slag!
Maken:
bladzijde 230
opdracht 1, 2, 3, 4 en 6
Klaar? Lees in je leesboek
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs

Slide 20 - Tekstslide

Doel behaald?
- Ik weet wanneer ik een punt, vraagteken, uitroepteken en komma moet gebruiken;
- Ik weet wanneer ik hoofdletters moet gebruiken. 

Slide 21 - Tekstslide

Is het doel behaald? Zo niet: wat vind je nog lastig?

Slide 22 - Open vraag

Spelling 
Leestekens paragraaf 3
Dubbele punt & aanhalingstekens

Slide 23 - Tekstslide

herhalen 
Komma
hoofdletters

Slide 24 - Tekstslide

Dubbele punt
  • Bij een opsomming:
    Je kunt je opgeven voor verschillende activiteiten: tennis, buikdansen, volleybal en salsa.
  • Bij een verklarende opmerking:
    Er zijn dus twee oplossingen: of je houdt nu je mond, of je pakt je spullen en je gaat.
  • Een citaat:
    In het grammaticaboek staat: "Een zin begin je met een hoofdletter en eindig je met een punt, een vraagteken of een uitroepteken."

Slide 25 - Tekstslide

Directe rede

Slide 26 - Tekstslide

Aanhalingstekens
  • Voor een uitspraak of letterlijk citaat.
  • Als je een woord ironisch bedoelt:
    Gefeliciteerd 'jongeman'. (Dat zeg je tegen iemand die al wat ouder is.)
  • Als je een woord in de tekst wilt benadrukken, omdat het een bijzonder of ongebruikelijk woord is:
    De zogenaamde 'chickflicks' worden steeds populairder.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht
bladzijde 232
maken:
opdracht 2, 3, 4

Slide 28 - Tekstslide