Herhaling H1: Wereldeconomie: Winnaars en verliezers 3 VWO 17-11-2023

H1 Wereldeconomie: winnaars en verliezers 
Voorkennis - zelfstudie
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H1 Wereldeconomie: winnaars en verliezers 
Voorkennis - zelfstudie

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent het begrip scharreleconomie?
A
Mensen doen werk waar geen belasting over betaalt wordt.
B
Mensen bedelen voor geld.
C
Mensen doen werk dat niet geregistreerd staat.
D
Mensen lopen als scharrelkippen.

Slide 2 - Quizvraag

Veel mensen verdienen hun geld in de scharreleconomie. Welke landen worden hier bedoeld?
A
Westerse landen
B
Rijke landen met welvaartsziekten
C
Arme landen
D
Landen waar het welzijn hoog is.

Slide 3 - Quizvraag

Hoe wordt de totale productie van goederen en diensten uitgedrukt per jaar in geld?
A
Bruto Nationaal Product (BNP)
B
Bruto Binnenlands Product (BBP)
C
Netto Nationaal Product (NNP)
D
Netto Buitenlands Product (NBP)

Slide 4 - Quizvraag

Het BNP (Bruto Nationaal Product) gaat over...
A
Welvaart
B
Welzijn

Slide 5 - Quizvraag

Wat wordt er bedoelt met het begrip welzijn?

Slide 6 - Open vraag

Naar welke drie onderdelen kijk je als je het welzijn in een land wilt meten?

Slide 7 - Open vraag

In welke 3 sectoren worden economische activiteiten onderverdeeld?

Slide 8 - Open vraag

Landen kun je op basis van welvaart en welzijn indelen in drie groepen. Welke drie groepen zijn dit?

Slide 9 - Open vraag

Welvaart en welzijn, wat is het?
Welvaart is de mate waarin je kunt voldoen in je behoeften. Geld speelt hier een belangrijke rol, want met dat geld kun je kopen wat je nodig hebt.

Bij welzijn gaat het over de levensomstandigheden van mensen. Je kijkt dan bijvoorbeeld naar de basisbehoeften (gezond voedsel, dak boven je hoofd, onderwijs en gezondheidszorg)

Slide 10 - Tekstslide

Hoe meet je welvaart en welzijn?
Verschillende manieren:
1. Het BNP per hoofd van de bevolking
2. De VN-welzijnsindex
3. De verdeling van de beroepsbevolking

Slide 11 - Tekstslide

1. BNP per hoofd van de bevolking
BNP = Bruto Nationaal Product

Het BNP zijn alle inkomsten die een land in een jaar heeft. 

Nederland --> 54900 euro
Nigeria --> 5900 euro 

Slide 12 - Tekstslide

2. VN-welzijnsindex
Kijkt naar het welzijn van de inwoners van een land, de volgende levensomstandigheden worden bekeken:
- Levensverwachting
- Koopkracht
- Analfabetisme

Slide 13 - Tekstslide

3. Verdeling van de beroepsbevolking
Beroepsbevolking = alle mensen die tegen betaling werken en de werkelozen. 

3 sectoren: 
Primair = landbouw
Secundair = industrie
Tertair = diensten

Slide 14 - Tekstslide

3. Verdeling van de beroepsbevolking

Nederland
Nigeria
Primair
2%
70%
Secundair
18%
10%
Tertair
80%
20%

Slide 15 - Tekstslide

Beroepsbevolking en welvaart



Kijk goed naar de kaart->

Wat is het verband tussen de verdeling van de beroepsbevolking en de welvaart?

Gebruik een hoe…hoe-zin.

Slide 16 - Tekstslide

De wereld in systemen
Als we kijken naar de ontwikkeling, kun je de wereld indelen in:

1. Centrum 
2. Semiperiferie
3. Periferie


Slide 17 - Tekstslide

Centrum landen
De rijke landen in de wereld. 
Vooral op het noordelijk halfrond.
Hooge koopkracht, hoge productie
Veel mensen werken in de dienstensector. 
Deze landen beheersen de wereldhandel.

Slide 18 - Tekstslide

Semiperifere landen
Het zijn de landen die niet arm, maar ook niet rijk zijn. 
Gegroeid door de komst van de industrie.
Centrum landen vestigen hun bedrijven hier i.v.m. de lage lonen. 
Het inkomen is de laatste jaren erg gegroeid in deze landen.
Steeds grotere rol in de wereldhandel, denk aan de BRIC-landen

Slide 19 - Tekstslide

Perifere landen
De periferie
De landen met een laag inkomen.
Afhankelijk van de centrum landen
Gebrekkige technologie, lage productie
Kleine rol in de wereldhandel

Slide 20 - Tekstslide

Globalisering
In de wereld raken we steeds meer met elkaar verbonden.
 
De internationale uitwisseling van goederen, kennis, geld en mensen noemen we globalisering.

Een ander woord voor globalisering is monidalisering.

Slide 21 - Tekstslide

De economische rol van de blokken verandert
Vroeger: 
Periferie --> grondstoffen
Semiperiferie --> halffabrikaten
Centrum --> eindproducten

En hoe is dat nu? Waar is deze foto gemaakt? En waarom daar? 

Slide 22 - Tekstslide

De welvaart verschuift in het wereldsysteem
Dit noemen we ook wel de global shift.
De VS is de grootste economie ter wereld, samen met Europa en China vormen zij de drie machtsblokken in de wereld.
Maar...
Hoelang blijft dit nog zo? Er zijn veel opkomende landen met een groeiende economie en welvaart.
Vroeger was Europa het economisch zwaartepunt, dit verschuift nu in de richting van Azië 

Slide 23 - Tekstslide

Herhaling hoofdstuk 1
Paragraaf 1 tot en met 4

Slide 24 - Tekstslide

Waarom verplaatsen MNO'S hun productie naar het buitenland?

Slide 25 - Open vraag

Wat zijn de effecten van verschuivende handelspatronen?
Noem 3 effecten

Slide 26 - Open vraag

Wat is globalisering?

Slide 27 - Open vraag

Wat is global shift?

Slide 28 - Open vraag

Wat zijn BRICS landen?
A
Brazilië, Rusland, Indonesië, China, Zuid-Amerika
B
België, Roemenië, Italië, Cyprus, Slowakije
C
België, Roemenië, Ierland, Cyprus, Zweden
D
Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika

Slide 29 - Quizvraag

Handelskolonialisme was van
A
1500-1800
B
1600-1800
C
1200-1600
D
1600-1900

Slide 30 - Quizvraag

De eerste periode van het kolonialisme is het.....
A
handelskolonialisme
B
industrieel kolonialisme

Slide 31 - Quizvraag

Het belangrijkste verschil tussen handelskolonialisme en industrieel kolonialisme is dat bij het industrieel kolonialisme.....
A
de koloniën zelfstandig zijn en afspraken maken over de handel in grondstoffen.
B
het moederland de kolonie bestuurt en grote plantages aanlegden voor de handel.
C
De koloniën zelfstandig zijn, maar grondstoffen aanvoeren en een afzetmarkt zijn voor de industrielanden.
D
Het moederland de kolonie bestuurt en zorgt voor aanvoer grondstoffen en voor een afzetmarkt voor hun producten.

Slide 32 - Quizvraag

Met welk begrip geef je aan dat een land onafhankelijk wordt na de koloniale tijd?

Slide 33 - Open vraag

Leg uit wat een exploitatiekolonie is.

Slide 34 - Open vraag

Leg uit wat een vestigingskolonie is

Slide 35 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een exploitatiekolonie en een vestigingskolonie?

Slide 36 - Open vraag

Wat is GEEN natuurlijke oorzaak?
A
De ligging
B
De ontwikkelingskansen
C
Politiek
D
Reliëf

Slide 37 - Quizvraag

Waarom kan het politieke systeem invloed hebben op de armoede van een land?

Slide 38 - Open vraag

Noem een externe oorzaak voor armoede in een land
A
Corrupt bestuur
B
grote sociale ongelijkheid
C
het land exporteert vooral grondstoffen naar het moederland
D
geen grondstoffen

Slide 39 - Quizvraag