H1 Oefening

Herhaling hoofdstuk 1
Paragraaf 1 tot en met 4
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 1
Paragraaf 1 tot en met 4

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1
Kantelt het economisch wereldbeeld?

Slide 2 - Tekstslide

Waarom verplaatsen MNO's hun productie naar het buitenland?
A
Warmer klimaat
B
kostenbesparing vanwege lagere lonen
C
Grotere afzetmarkt
D
strengere regels

Slide 3 - Quizvraag

Waar staat de afkorting MNO voor?
A
Multinationale Onderneming
B
Multinationale Organisatie
C
Multi Naties Onderneming
D
Multi Naties Organisatie

Slide 4 - Quizvraag

Waarom verplaatsen MNO'S hun productie naar het buitenland?

Slide 5 - Open vraag

Waarom zijn er verschuivende handelspatronen?
Noem 3 effecten

Slide 6 - Open vraag

Wat is globalisering?

Slide 7 - Open vraag

Wat is global shift?

Slide 8 - Open vraag

Wat zijn BRICS landen?
A
Brazilië, Rusland, Indonesië, China, Zuid-Amerika
B
België, Roemenië, Italië, Cyprus, Slowakije
C
België, Roemenië, Ierland, Cyprus, Zweden
D
Brazilië, Rusland, India, China, Zuid-Afrika

Slide 9 - Quizvraag

Paragraaf 2
Ontwikkeling van de wereldeconomie

Slide 10 - Tekstslide

Handelskolonialisme was van
A
1500-1800
B
1600-1800
C
1200-1600
D
1600-1900

Slide 11 - Quizvraag

De eerste periode van het kolonialisme is het.....
A
handelskolonialisme
B
industrieel kolonialisme

Slide 12 - Quizvraag

Het belangrijkste verschil tussen handelskolonialisme en industrieel kolonialisme is dat bij het industrieel kolonialisme.....
A
de koloniën zelfstandig zijn en afspraken maken over de handel in grondstoffen.
B
het moederland de kolonie bestuurt en grote plantages aanlegden voor de handel.
C
De koloniën zelfstandig zijn, maar grondstoffen aanvoeren en een afzetmarkt zijn voor de industrielanden.
D
Het moederland de kolonie bestuurt en zorgt voor aanvoer grondstoffen en voor een afzetmarkt voor hun producten.

Slide 13 - Quizvraag

Met welk begrip geef je aan dat een land onafhankelijk wordt na de koloniale tijd?

Slide 14 - Open vraag

Paragraaf 3
Ontwikkeling in verschillende snelheden

Slide 15 - Tekstslide

Welke landen zijn voorbeelden van voormalige vestigingskoloniën?
A
Zuid-Amerika, Indonesië en Australië
B
de VS, Australië en Zwitserland
C
Australië, Nieuw-Zeeland en Canada
D
Indonesië, Brazilië en India

Slide 16 - Quizvraag

Welke landen zijn voorbeelden van voormalige exploitatiekoloniën?
A
Zuid-Amerika, Indonesië en Australië
B
De VS, Australië en Zwitserland
C
Australië, Nieuw-Zeeland en Canada
D
Indonesië, Brazilië en India

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een exploitatiekolonie en een vestigingskolonie?

Slide 18 - Open vraag

Wat is GEEN natuurlijke oorzaak?
A
De ligging
B
De ontwikkelingskansen
C
Politiek
D
Reliëf

Slide 19 - Quizvraag

Waarom kan een democratie of dictatuur invloed hebben op de armoede van een land?

Slide 20 - Open vraag

Noem een externe oorzaak voor armoede in een land
A
Corrupt bestuur
B
grote sociale ongelijkheid
C
het land exporteert vooral grondstoffen naar het moederland
D
geen grondstoffen

Slide 21 - Quizvraag

Paragraaf 4
Winnaars en verliezers

Slide 22 - Tekstslide

Welke zaken passen bij Eindhoven.
A
Braindrain
B
Brainport
C
Hoogopgeleide beroepsbevolking
D
vergrijzing en ontgroening

Slide 23 - Quizvraag

Welke zaken passen bij Oost-Groningen.
A
Prestigieuze universiteiten
B
Hoogwaardige maak industrie
C
ontgroening
D
Veel jonge professionals

Slide 24 - Quizvraag

Wat wordt bedoeld met een regionaal ontwikkelingsgebied?
A
militaire ondersteuning voor een gebied
B
financiële ondersteuning vanuit Amsterdam naar de provincie
C
geld naar de arme mensen
D
financiële ondersteuning vanuit de regering / EU

Slide 25 - Quizvraag

Wat geeft het BBP / BNP aan?
A
Het inkomen van een land
B
De koopkracht van een land
C
De werkgelegenheid van een land
D
De inflatie van een land

Slide 26 - Quizvraag

Wat kun je aflezen uit een globaliseringsindex?

Slide 27 - Open vraag

Noem 3 gunstige vestigingsfactoren

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Tekstslide